HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
- 1.
Beheerder: de beheerder van het openbaar riool: het college van burgemeester en wethouders;
- 2.
Bouwen: het nieuw plaatsen (oprichten) van een bouwwerk. Bijvoorbeeld het oprichten van een woning, tuinhuisje, serre, enz. Een bestaande schuur verplaatsen naar een andere locatie betreft ook het oprichten van een nieuw bouwwerk. Er kan in dat geval geen sprake zijn van 'verbouwen', aangezien de schuur nog niet op de betreffende locatie stond.
- 3.
Bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren met inbegrip van de daarvan deel uitmakende bouwwerkgebonden installaties. Hieronder valt niet een schip dat wordt gebruikt voor verblijf van personen en dat is bestemd en wordt gebruikt voor de vaart;
- 4.
Drainage: een systeem van doorlatende, geperforeerde pijpen in de bodem, waarin opvang en afvoer van overtollig grondwater plaatsvindt, waardoor de grondwaterstand beheerst kan worden.
- 5.
Drukriolering: Het openbaar riool, voor de afvoer van afvalwater, exclusief hemelwater, waarbij het transport door het riool plaats vindt door middel van met pompinstallaties veroorzaakte druk;
- 6.
Eigenaar: degene op wiens terrein het hemelwater valt of onder wiens terrein zich het grondwater bevindt;
- 7.
Groen dak: een doelbewust met planten begroeid dak;
- 8.
Grondwater: al het water dat zich onder het bodemoppervlak in de verzadigde zone bevindt en dat in direct contact met bodem of ondergrond staat;
- 9.
Hemelwatervoorziening: voorziening voor de inzameling en verdere verwerking van afvloeiend hemelwater, niet zijnde een openbaar vuilwaterriool in beheer bij een gemeente of een rechtspersoon die door een gemeente met het beheer is belast;
- 10.
Infiltratie: het proces waarbij hemelwater wegzakt in de bodem;
- 11.
Keur: de Keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland;
- 12.
Nieuwbouw: een volledig nieuw te bouwen bouwwerk of uitbreiding van een bestaand gebouw met een aanbouw.
- 13.
Nieuw Bouwwerk: bouwwerk dat wordt opgericht na inwerkingtreding van deze verordening, inclusief vernieuwbouw;
- 14.
Riolering: voorziening voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater, in beheer bij een gemeente of een rechtspersoon die door een gemeente met het beheer is belast;
- 15.
Standplaats: Onder een standplaats moet worden verstaan een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten. Het plaatsen van een woonwagen op een standplaats moet dus worden gezien als bouwen en is bouwvergunningplichtig.
- 16.
Stedelijk afvalwater: huishoudelijk afvalwater of een mengsel daarvan met bedrijfsafvalwater, afvloeiend hemelwater, grondwater of ander afvalwater;
- 17.
Verhard oppervlak: oppervlak voorzien van verhardingen (o.a. daken, wegen, verharde terreinen, etc.), zodanig dat hemelwater van dit oppervlak niet in de bodem kan infiltreren;
- 18.
Verhard oppervlak, nieuw: verhard oppervlak dat wordt aangelegd na inwerkingtreding van deze verordening, inclusief aanleg na verwijdering van bestaand verhard oppervlak.
- 19.
Vernieuwbouw: het slopen en opnieuw bouwen van een bouwwerk.
Artikel 2 Reikwijdte van de verordening
- 1.
Deze verordening is, voor wat betreft het lozen van hemelwater, van toepassing op:
- a.
het bouwen van bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1a van de Wabo;
- b.
het uitvoeren van een werk als bedoeld in artikel 2.1 lid 1b van de Wabo wat leidt tot het aanleggen van nieuw verhard oppervlak.
- 2.
Deze verordening is, voor wat betreft het lozen van grondwater, van toepassing op alle lozingen van grondwater op de openbare riolering en/of hemelwatervoorziening.
Artikel 3: Werkingsgebied
Deze verordening is van toepassing op het grondgebied van de gemeente Leiderdorp.
HOOFDSTUK 2. Lozen van hemelwater bij Nieuwbouw en Vernieuwbouw
Artikel 4 Verbod op lozen van hemelwater op de riolering
- 1.
Het is niet toegestaan om bij nieuwbouw en vernieuwbouw vanaf een nieuw bouwwerk of een nieuw verhard oppervlak hemelwater te lozen op de riolering of openbaar terrein.
- 2.
De eigenaar van een perceel is verplicht om, in aanvulling op de eisen vastgelegd in de Keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland, hemelwater op zijn eigen terrein te verwerken. De eigenaar is vrij om te kiezen welke voorzieningen hij daarvoor gebruikt zolang deze voorziening maar minimaal 60 liter per m2 verhard oppervlak kan vasthouden of bergen.
- 3.
Het verbod uit het eerste lid geldt niet wanneer er , als gevolg van extreme neerslag meer hemelwater verwerkt moet worden dan de hoeveelheid die in het tweede lid genoemd wordt.
De eigenaar is daarom verplicht de overstortvoorziening, waarmee de hierboven bedoelde grotere hoeveelheid hemelwater op het (gemengde) riool wordt geloosd, zo in te richten dat de beheerder de werking en het onderhoud kan controleren De eigenaar moet hiervoor een ontwerptekening, revisietekening en beheerplan door de beheerder laten goedkeuren.
- 4.
De hemelwatervoorziening wordt zo ontworpen en in stand gehouden dat deze:
- a.
het opgevangen hemelwater hergebruikt of vertraagd afvoert; en
- b.
binnen vijf dagen weer volledig beschikbaar is voor het verwerken van een volgende regenbui. Dit mag langer zijn indien het systeem is aangesloten op regenradar waarbij 24 uur vooraf aan een regenbui het systeem automatisch loost op het (gemengde) riool.
- 5.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in het eerste en tweede lid gestelde als van de eigenaar van het nieuw bouwwerk of het nieuw verhard oppervlak redelijkerwijs een te grote inspanning wordt geëist in verhouding tot het doel dat met het verbod wordt gediend.
- 6.
Bij elke (ver)nieuwbouwactiviteit geldt dat de al aanwezige totale hoeveelheid (hemel)waterberging niet af mag nemen.
- 7.
De voorzieningen als bedoeld in het tweede lid dienen uiterlijk 10 weken na het gereedkomen van het nieuw bouwwerk of aanleg van het nieuw verhard oppervlak gerealiseerd te zijn en moeten blijvend in stand gehouden worden.
Artikel 5 Vrijstelling voor kleine en grote oppervlakken
- 1.
Het verbod, bedoeld in artikel 4, is niet van toepassing als het totaaloppervlak van nieuwe bouwwerken en nieuw verhard oppervlak minder dan 50 m2 bedraagt.
- 2.
Het verbod, bedoeld in artikel 4, is niet van toepassing als het totaaloppervlak van nieuwe bouwwerken en nieuw verhard oppervlak meer bedraagt dan 500 m2 als wordt voldaan aan beide onderstaande voorwaarden:
- a.
de aan te leggen compensatie van verharding in het watersysteem die wordt aangelegd volgens de vereisten van de Keur moet ook de vereiste hemelwaterberging van 60 mm borgen, en;
- b.
de afstroming naar het bergend oppervlaktewater bij regenval zo wordt ingericht dat er geen wateroverlast ontstaat bij een regenbui van 60 mm.
Als niet aan deze voorwaarden wordt voldaan, moet naast de compensatie in het oppervlaktewatersysteem vanuit de Keur ook de vereiste hemelwaterberging in het kader van de verordening worden aangelegd.
Artikel 6 Melding
Degene die een nieuwe bouwwerk opricht door middel van nieuwbouw of vernieuwbouw, of een nieuw verhard oppervlak aanbrengt, als bedoeld in artikel 2, meldt dit bij de beheerder en bij het Hoogheemraadschap van Rijnland. Een aanvraag om een omgevingsvergunning bouwen of omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, wordt gelijkgesteld met een melding.
De aanvrager moet bij de melding een ontwerptekening, revisietekening en monitor- en beheerplan van de berging die wordt aangelegd ter goedkeuring voorleggen aan de beheerder.
Artikel 7 Kwaliteit af te voeren hemelwater
Het afstromende hemelwater, als bedoeld in artikel 4, mag niet verontreinigd zijn als gevolg van afspoelen of uitlogen van de gebruikte bouwmaterialen of geloosde stoffen.
Hoofdstuk 4 Overige bepalingen
Artikel 9 Strafbepaling
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.
Artikel 10 Voorbereiding, uitvoering, toezicht en handhaving
- 1.
Aansluiting van hemelwaterleidingen op openbare voorzieningen, zoals straatkolken, leidingen en de openbare weg, dienen volgens de eisen van de beheerder uitgevoerd te worden.
- 2.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aan te wijzen of aangewezen personen of groep van personen.
Artikel 11 Onderhoud en beheer
- 1.
De eigenaar is verantwoordelijk voor het onderhoud en beheer van zijn hemelwatervoorzieningen en grondwatervoorzieningen.
- 2.
Tijdens de beheerfase dient de eigenaar de juiste werking van zijn hemelwatervoorzieningen en grondwatervoorzieningen aan de beheerder te kunnen aantonen.
Artikel 12 Inwerkingtreding
- 1.
Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.
- 2.
Deze verordening is niet van toepassing op:
- a.
bouwwerken die op het moment van inwerkingtreding van deze verordening reeds bestonden;
- b.
bouwwerken waarvoor vóór inwerkingtreding van deze verordening een omgevingsvergunning voor bouwen is aangevraagd en;
- c.
ruimtelijke activiteiten waarvoor vóór inwerkingtreding van deze verordening een Nota van Uitgangspunten of een (ontwerp) bestemmingsplan is vastgesteld;
- d.
ruimtelijke activiteiten waarvoor binnen zes weken na inwerkingtreding van deze verordening door het college een ontwikkelovereenkomst, samenwerkingsovereenkomst of anterieure overeenkomst is afgesloten of een tender is uitgeschreven, en;
Artikel 13 Citeertitel
De verordening wordt aangehaald als: Verordening afvoer hemelwater en grondwater Gemeente Leiderdorp 2021.