Bekendmaking
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Leiderdorp 2023
Hoofdstuk 1. Toegangsprocedure
Als een inwoner of zijn vertegenwoordiger zich meldt met een vraag om ondersteuning, wordt onderzocht of de inwoner hiervoor in aanmerking komt. Incluzio Leiderdorp onderzoekt de situatie van de inwoner en het college toetst het onderzoeksverslag en advies aan de Verordening en de beleidsregels en beslist op grond hiervan of een maatwerkvoorziening wordt toegekend.
Met een melding verzoekt een inwoner het college om te onderzoeken of hij of zij in aanmerking komt voor ondersteuning. De melding kan bij Incluzio Leiderdorp worden gedaan. Een melding is vormvrij en wordt geregistreerd en bevestigd.
Voor feitelijk en residentieel daklozen 1 en voor slachtoffers huiselijk geweld geldt dat de melding direct bij de door de gemeente aangewezen organisaties voor maatschappelijke opvang en vrouwenopvang gedaan wordt. Zij toetsen daarna de toegang tot de opvang.
Artikel 1.3 Scheiding melding en aanvraag
Een melding is geen aanvraag voor een maatwerkvoorziening. Als het onderzoek, dat volgt op de melding, is afgerond, kan een inwoner een aanvraag indienen.
Artikel 1.4 Behandeling melding
Na de melding wordt contact opgenomen met de aanvrager en eventuele mantelzorger. Bij het eerste contact komen de procedureregels, de mogelijkheid tot cliëntondersteuning en de optie om een persoonlijk plan in te dienen aan de orde. Het college heeft Incluzio Leiderdorp de opdracht gegeven om de onderzoeken uit te voeren.
Indien de melding gaat over opvang dan wordt deze melding in behandeling genomen door de door de gemeente aangewezen organisaties voor (specialistische) maatschappelijke opvang en vrouwenopvang.
De vrouwenopvang toetst aan de hand van toelatingscriteria zoals beschreven in het beleidskader landelijke in-, door- en uitstroom crisisopvang & opvang in acute crisissituaties van slachtoffers huiselijk geweld in de vrouwenopvang (vanaf nu: Beleidskader landelijke in-, door- en uitstroom crisisopvang).
In hoofdstuk 6 (artikel 6.7) zijn de toetsingscriteria voor de (specialistische) maatschappelijke opvang nader omschreven.
Artikel 1.4.1 Onafhankelijke cliëntondersteuning
Voor de start van het onderzoek vertelt Incluzio Leiderdorp de inwoner over de mogelijkheid om gebruik te maken van onafhankelijke cliëntondersteuning. Het gaat hierbij om ondersteuning in de vorm van informatie en advies over maatschappelijke ondersteuning en hulp bij het verkrijgen daarvan. Deze ondersteuning wordt door een onafhankelijke partij geboden en is voor de inwoner kosteloos.
Artikel 1.4.2 Persoonlijk plan
Incluzio Leiderdorp vertelt de inwoner over de mogelijkheid om, indien van toepassing, een persoonlijk plan in te dienen. In het persoonlijk plan beschrijft de inwoner, al dan niet met behulp van een onafhankelijk cliëntondersteuner, welke vorm van ondersteuning naar zijn mening het beste van toepassing is op zijn situatie. Het persoonlijk plan moet voor de start van het onderzoek worden aangeleverd.
Het onderzoek wordt binnen zes weken na de melding uitgevoerd. Het college bespreekt met de inwoner wat de hulpvraag inhoudt en waaruit de behoefte aan ondersteuning bestaat. De inwoner is verplicht om zich tijdens het onderzoek te identificeren aan de hand van een geldig identiteitsbewijs.
Het onderzoek verloopt zoals omschreven in artikel 5 van de Verordening en is daarmee conform aan de onderzoek stappen van de Centrale Raad van Beroep. Daarbij stel het college in het onderzoek door een aantal stappen de volgende zaken vast:
- A.
- B.
- C.
- D.
Artikel 1.5.1 Procedureregels en opschorten beslistermijn
De inwoner verschaft Incluzio Leiderdorp de gegevens die nodig zijn voor het onderzoek. Als de inwoner niet de benodigde gegevens, documenten of medewerking verleent aan het onderzoek, kan de beslistermijn worden opgeschort.
Artikel 1.5.2 Mantelzorg en dreigende overbelasting
Incluzio Leiderdorp onderzoekt of er mantelzorg aanwezig is en of er maatregelen genomen moeten worden om de mantelzorger te ondersteunen en/of om (dreigende) overbelasting te voorkomen (zie ook bijlage 1 ‘Dreigende overbelasting mantelzorgers’).
Na het gesprek met Incluzio Leiderdorp ontvangt de inwoner het gespreksverslag van Incluzio Leiderdorp met de uitkomst van het onderzoek en het advies van Incluzio Leiderdorp aan de gemeente. Het verslag moet worden getekend door de inwoner en Incluzio Leiderdorp voordat deze behandeld kan worden door het college.
Artikel 1.6.1 Verschil van mening over het verslag
Wanneer de inwoner het niet eens is met de inhoud van het verslag, kunnen opmerkingen worden besproken met Incluzio Leiderdorp en kan het verslag worden aangepast. De inwoner wordt gevraagd mogelijke opmerkingen zo spoedig mogelijk door te geven, aangezien het onderzoek pas na ondertekening beoordeeld kan worden door de gemeente.
Verschillen de inwoner en Incluzio Leiderdorp met elkaar van mening over het verslag, dan kan de inwoner zijn opmerkingen aan het daarvoor bestemde tekstvlak in het verslag toevoegen. De onafhankelijk cliëntondersteuner kan hierbij ondersteunen wanneer gewenst (zie ook artikel 1.4.1).
Artikel 1.7 Aanvraag maatwerkvoorziening
Na ontvangst van een aanvraag voor een maatwerkvoorziening, heeft het college twee weken de tijd om een beschikking voor een maatwerkvoorziening af te geven.
Het college kan besluiten om advies in te winnen van een (medisch) deskundige. In dat geval moet het advies worden afgewacht, voordat het onderzoek kan worden afgerond. De beslistermijn wordt in deze gevallen uitgesteld met 4 tot 8 weken op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht. De gemeente stuurt een brief aan de inwoner om de inwoner hiervan op de hoogte te stellen.
Artikel 1.8 Beschikking voor een maatwerkvoorziening
Het college is verplicht om een beschikking af te geven over de aanvraag van een maatwerkvoorziening. Met een beschikking wordt het collegebesluit bedoeld waarin wordt aangegeven of de inwoner een Wmo-voorziening krijgt toegewezen. De beschikking kan zowel toekennend als afwijzend zijn.
In de beschikking voor een toegekende maatwerkvoorziening staat in ieder geval:
- -
- -
- -
- -
- -
- -
Artikel 1.8.1 Beschikking voor vrouwenopvang
In afwijking op het gestelde in artikel 1.8 is de vrouwenopvang voor onbepaalde tijd gemandateerd tot het afgeven van beschikkingen. Dit is het gevolg van de landelijke afspraken over toetsingscriteria en eventuele plaatsing in een andere regio indien dat vanwege veiligheid noodzakelijk is, zoals beschreven in het Beleidskader landelijke in-, door- en uitstroom crisisopvang.
Artikel 1.9 Eigen bijdrage maatwerkvoorziening
Voor de eigen bijdrage voor diensten wordt aangesloten op wat daarover is opgenomen in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Daarin staat een aparte eigen bijdrage systematiek voor wonen met ondersteuning. Voor de eigen bijdrage voor de overige maatwerkvoorzieningen geldt vanaf 2019 het landelijke abonnementstarief. Dat wil zeggen dat een inwoner maximaal € 19,- per maand als eigen bijdrage krijgt opgelegd en dat het CAK deze int. De eigen bijdrage wordt opgelegd tot 100 procent van de kostprijs is bereikt behalve voor de bij Verordening uitgezonderde voorzieningen 2
- -
- -
- -
- -
Artikel 1.9.1 Eigen bijdrage in geval van opvang
In afwijking op het gestelde in artikel 1.9 wordt de eigen bijdrage voor de maatschappelijke opvang en de vrouwenopvang vastgesteld en geïnd door de betreffende organisatie. Voor de specialistische maatschappelijke opvang geldt een eigen bijdrage per nacht. De eigen bijdrage voor de vrouwenopvang betreft de wooncomponent van de voorziening. Het uitgangspunt is dat voor de cliënt in ieder geval de norm voor zak- en kleedgeld, zoals genoemd in artikel 23 van de Participatiewet, beschikbaar blijft. Vanwege persoonlijke financiële omstandigheden bestaat de mogelijkheid om van het standaard bedrag af te wijken.
Artikel 1.9.2 Start eigen bijdrage
De gemeente meldt aan het CAK wanneer de eigen bijdrage moet starten en stoppen. In de gemeente Leiderdorp is afgesproken dat de eigen bijdrage start op het moment dat de gemeente de voorziening start via een beschikking plus twee weken. In verband met de huidige personeelstekorten in de zorg is het mogelijk om bij hoge noodzaak bij wijze van uitzondering af te wijken van deze starttermijn. Dit wordt gedaan in overleg met de beleidsmedewerker.
Uitzondering daarop zijn woningaanpassingen, daarvoor geldt dat de daadwerkelijke levering van de woningaanpassing als startmoment voor de eigen bijdrage geldt. De reden daarvan is dat een beschikking voor een woningaanpassing (bijvoorbeeld voor een traplift) wordt afgegeven waarna de leverancier de opdracht krijgt tot levering.
Artikel 1.9.3 Eigen bijdrage voor maatwerkvoorziening in gemeenschappelijke ruimte
Ten aanzien van een maatwerkvoorziening die wordt geplaatst in gemeenschappelijke ruimten, zoals elektrische deuropeners, wordt in principe een eigen bijdrage verlangd van de aanvrager. Wanneer uit de praktijk blijkt dat een groep inwoners belang heeft bij de maatwerkvoorziening, kan het college ervoor kiezen om geen eigen bijdrage in de kosten op te leggen.
Hoofdstuk 2. Beoordelingscriteria maatwerkvoorzieningen
Tijdens de onderzoeksfase wordt onderzocht waar de inwoner ondersteuning bij nodig heeft en wordt gekeken wat de mogelijkheden zijn ten aanzien van de inzet van algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen, gebruikelijke voorzieningen en voorliggende wet- en regelgeving.
Artikel 2.2 Ondersteuningsterreinen
Een inwoner komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening als hij een beperking ondervindt op één of meerdere van onderstaande terreinen:
- -
- -
- -
- -
- -
Zie bijlage 2 voor de uitwerking van de van de verschillende terreinen waarop een inwoner een beperking kan ondervinden.
Artikel 2.3 Algemene voorzieningen
Een algemene voorziening is voorliggend voor een maatwerkvoorziening. Met een algemene voorziening wordt verwezen naar een voorziening die toegankelijk is voor alle inwoners mét en zonder beperkingen. Voorbeelden zijn het openbaar vervoer en ontmoetingsochtenden. Ook ondersteuning en begeleiding via Incluzio Leiderdorp is een algemene voorziening. Om gebruik te kunnen maken van een algemene voorziening is geen toestemming en doorverwijzing van het college nodig. Eventueel kan er sprake zijn van een lichte toegangstoets, maar er wordt geen beschikking afgegeven. Bijlage 3 bevat een lijst met voorbeelden van algemene voorzieningen.
Artikel 2.4 Algemeen gebruikelijke voorzieningen
Een algemeen gebruikelijke voorziening is voorliggend op een maatwerkvoorziening. Met een algemeen gebruikelijke voorziening wordt verwezen naar een voorziening:
- -
- -
- -
- -
- -
Voorbeelden zijn een elektrische fiets of een verhoogd toilet.
Niet relevant is of een inwoner gebruik wil maken van een algemeen gebruikelijke voorziening. Algemeen gebruikelijk voorzieningen worden niet vergoed vanuit de Wmo, maar zijn voor de rekening van de inwoner. Bijlage 4 bevat een lijst met voorbeelden van algemeen gebruikelijke voorzieningen.
Artikel 2.5 Gebruikelijke hulp
Gebruikelijke zorg is per definitie zorg waarop geen aanspraak bestaat vanuit de Wmo. Gebruikelijke hulp is de normale, dagelijkse hulp die huisgenoten elkaar worden geacht te bieden. Bij de beoordeling of er sprake is van gebruikelijke hulp wordt gekeken naar:
- -
- -
- -
- -
Van een huisgenoot wordt geen gebruikelijke hulp verwacht wanneer hij een belemmerende beperking heeft en/of kennis dan wel vaardigheden mist om gebruikelijke hulp aan de inwoner te bieden en deze vaardigheden aan te leren.
Artikel 2.5.1 Aard en de omvang ondersteuningsbehoefte
De ondersteuningsbehoefte van de inwoner kan van dusdanige omvang zijn dat er (deels) niet meer gesproken kan worden van gebruikelijke hulp. Dit kan als boven-gebruikelijk worden aangemerkt. Van boven- gebruikelijke hulp is bijvoorbeeld sprake wanneer inwoners elkaar bij ziekte of handicap langdurig meer zorg bieden dan wat binnen de sociale relatie gewoon is.
Artikel 2.5.2 Aard van de relatie met de inwoner
Wat als gebruikelijke hulp wordt aangemerkt, kan voor een partner of ouder anders zijn dan voor een kind. Als uitgangspunt geldt dat van een partner meer wordt verwacht in het kader van gebruikelijke hulp, dan van kinderen ten opzichte van hun ouders. Ouders (of verzorgers) hebben een zorgplicht ten opzichte van hun kinderen. Bij uitval van één van de ouders, wordt verwacht dat de andere ouder de gebruikelijke hulp voor de kinderen overneemt.
Artikel 2.5.3 Leeftijd en ontwikkelingsfase van inwonende kinderen
Van thuiswonende kinderen wordt verwacht dat zij huishoudelijke taken uitvoeren. Het bieden van ondersteuning, zoals begeleiding, ligt minder voor de hand.
De volgende uitgangspunten zijn van toepassing:
- -
- -
- -
- -
Artikel 2.5.4 Mogelijkheid om gebruikelijke hulp aan te leren
Het is mogelijk dat een huisgenoot niet weet hoe hij gebruikelijke hulp kan verlenen, maar dat wel kan aanleren. Er kan dan tijdelijk een maatwerkvoorziening worden ingezet om de gebruikelijke hulp aan te leren, zie hiervoor bijvoorbeeld artikel 3.3.4.
Mantelzorg is zorg of ondersteuning die een inwoner ontvangt van iemand uit zijn directe omgeving. Het gaat om onbetaalde ondersteuning die:
- -
- -
- -
- -
Mantelzorg vindt plaats op basis van vrijwilligheid, dat wil zeggen dat de mantelzorger bereid en in staat wordt geacht deze zorg te leveren. Het college kan en mag mantelzorg niet afdwingen.
Artikel 2.7 Aanspraak op andere wetgeving
Een maatwerkvoorziening wordt niet verstrekt wanneer een inwoner een indicatie heeft op grond van:
- -
- -
de Zorgverzekeringswet bijvoorbeeld zittend ziekenvervoer of ambulancevervoer (zie artikel 2.9)3 ;
- -
de Jeugdwet4 ;
- -
Wel moet worden beoordeeld wat buiten de voorliggende aanspraak valt, dit blijft voor de Wmo.
Er wordt geen maatwerkvoorziening verstrekt als er een voorziening wordt aangevraagd die de inwoner na de melding, maar voor de datum van het besluit, heeft gerealiseerd of aangeschaft, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend of de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld.
Artikel 2.8 Afstemming met de Wet langdurige zorg
Indien een inwoner een indicatie heeft voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), dan kunnen zij bepaalde maatwerkvoorzieningen zoals begeleiding en huishoudelijke ondersteuning niet meer vanuit de Wmo ontvangen.
Artikel 2.8.1 Thuiswonen met Wlz-indicatie
Zolang mensen nog thuis wonen met een Wlz indicatie blijft de gemeente vanuit de Wmo verantwoordelijk voor hulpmiddelen, woningaanpassingen en vervoersvoorzieningen. Als mensen in een Wlz-instelling wonen of daar naartoe verhuizen dan is de zorginstelling verantwoordelijk voor de hulpmiddelen.
Uitzondering daarop is de situatie waarin mensen in een Wlz-instelling wonen en al een hulpmiddel via de Wmo hebben. In dat geval blijft de gemeente nog verantwoordelijk voor het onderhoud ervan totdat het middel moet worden vervangen. Dan neemt de Wlz de zorg voor het hulpmiddel over.
Artikel 2.8.2 Overgang Wmo naar Wlz
Als het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) een indicatiebesluit heeft genomen dat een inwoner toegang heeft tot de Wlz, is er enige tijd nodig om de Wlz-zorg in te regelen. Als de inwoner al zorg ontving vanuit de Wmo, is dat niet meteen omgezet in Wlz-zorg. Bestaande ondersteuning wordt daarom voortgezet tot de Wlz-zorg in werking treedt. Hiervoor is landelijk afgesproken dat de bestaande zorg nog maximaal 5 dagen wordt voortgezet.
Artikel 2.9 Afstemming Zorgverzekeringswet
Wanneer een inwoner aanspraak kan maken op zorg vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw), hoeft het college geen maatwerkvoorziening te verstrekken. Verzekerden kunnen via het basispakket aanspraak maken op een (gedeeltelijke) vergoeding van:
Hoofdstuk 3. Een schoon, leefbaar en gestructureerd huishouden
Een inwoner kan in aanmerking komen voor huishoudelijke ondersteuning wanneer hij niet in staat is (volledig) zorg te dragen voor een schoon, leefbaar en een gestructureerd huishouden en hij geen of onvoldoende aanspraak kan maken op zijn eigen netwerk. De nadruk bij de beoordeling van de aanvraag van huishoudelijke ondersteuning ligt in wat kan de inwoner nog wel. Ook zal, wanneer de kennis tot het vervullen van huishoudelijke taken ontbreekt bij de huisgenoten, worden gekeken in hoeverre de huishoudelijke taken aangeleerd kunnen worden.
Het college kan ondersteuning bieden om de volgende resultaten te bereiken:
- -
- -
- -
- -
- -
Deze resultaten verder uitgewerkt in het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning (bijlage 5). Het onderhoud van de tuin wordt niet tot het huishouden gerekend.
Artikel 3.3 Gebruikelijke hulp
Gebruikelijke hulp is de normale, dagelijkse hulp die huisgenoten elkaar worden geacht te bieden, omdat zij gezamenlijk een woning bewonen en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van het huishouden. Bij een aanvraag van huishoudelijke ondersteuning door een inwoner, wordt daarom verwacht dat een (gezonde) huisgenoot de huishoudelijke taken overneemt, tenzij er sprake is van (dreigende) overbelasting. Het kan daarom noodzakelijk zijn dat ook met de huisgenoten van de aanvrager wordt gesproken (zie ook artikel 2.5).
Artikel 3.3.1 Aanvraag voor kortdurende huishoudelijke ondersteuning
Wanneer uitzicht is op herstel van het vermogen tot zelfredzaamheid en participatie binnen drie maanden is sprake van gebruikelijke hulp en zal geen maatwerkvoorziening worden toegekend.
Artikel 3.3.2 Fysieke aanwezigheid
Bij gebruikelijke zorg wordt uitgegaan van de mogelijkheid om naast een volledige baan een huishouden te kunnen voeren. In principe wordt alleen bij daadwerkelijke afwezigheid van de huisgenoot gedurende een aantal dagen en nachten de niet-uitstelbare taken overgenomen.
Artikel 3.3.3 Uitstelbare huishoudelijke taken
Bij het in kaart brengen van de ondersteuningsbehoefte van een inwoner, wordt beoordeeld in hoeverre er sprake is van uitstelbare taken. Wanneer er sprake is van uitstelbare taken, die de aanvrager of zijn huisgenoot of huisgenoten niet in één keer, maar in gedeelten kan uitvoeren, wordt hier in principe geen huishoudelijk ondersteuning voor toegekend.
De volgende taken worden, op grond van de Indicatieadvisering voor Hulp bij het Huishouden van het CIZ, als uitstelbaar beoordeeld:
- -
- -
- -
- -
- -
Artikel 3.3.4 Aanleren huishoudelijke taken
Indien uit onderzoek blijkt dat een inwoner bepaalde huishoudelijke taken nog zelfstandig kan doen, hoeft het college voor die taken geen huishoudelijke ondersteuning te verstrekken. In situaties dat huisgenoten nog nooit huishoudelijk werk hebben gedaan en dit (nog) niet kunnen, kan het nodig zijn om tijdelijk huishoudelijke ondersteuning met regie in te zetten om huishoudelijke taken aan te leren.
Artikel 3.4 Eigen verantwoordelijkheid inwoner
Hulp bij het voeren van een huishouden wordt in het kader van de Wmo alleen geboden wanneer er geen andere oplossingen zijn die problemen kunnen voorkomen of oplossen. Activiteiten die door de inwoner zelf kunnen worden uitgevoerd op het gebied van een schoon en leefbaar huis, behoren dan ook tot de eigen verantwoordelijkheid.
In de dagelijkse praktijk kan dit ook betekenen dat een deel van het huishouden door de inwoner wordt uitgevoerd en voor een ander deel ondersteuning wordt geboden. Een andere vorm van het benutten van eigen mogelijkheden is het verlenen van medewerking aan een zo efficiënt mogelijke ondersteuning. Dit betekent dat van de inwoner mag worden verwacht dat hiermee rekening wordt gehouden bij de inrichting van de woning en planning van huishoudelijke werkzaamheden. Te denken valt aan het zo mogelijk voorbereiden van de was en het ergonomisch verantwoord inrichten van de woning. Uit deze eigen verantwoordelijkheid vloeit ook voort dat, in het algemeen, het type en de grootte van de woning niet van invloed zijn op de hoeveelheid te verstrekken hulp. Dit zijn keuzes waarop inwoners zelf invloed kunnen uitoefenen en veranderingen in kunnen aanbrengen.
Was men al gewend om voor eigen rekening een schoonmaakhulp in te huren, dan is in het principe het enkele feit dat er zich beperkingen voordoen geen reden om een toekenning te krijgen voor ondersteuning in het kader van de Wmo. Een inwoner had deze situatie kunnen voorzien. Wel moet worden meegewogen of door het ontstaan van beperkingen financiële mogelijkheden wegvallen of de ondersteuning door de ‘gebruikelijk aanwezige’ schoonmaak niet meer toereikend is.
Artikel 3.4.1 Technische hulpmiddelen en woonvoorzieningen
Huishoudelijke ondersteuning wordt niet toegekend wanneer de beperkingen van de inwoner afdoende kunnen worden opgelost met technische hulpmiddelen of woonvoorzieningen.
Hulpmiddelen kunnen bestaan uit algemeen gebruikelijke huishoudelijke apparatuur, zoals een wasmachine of (robot of steel)stofzuiger. Deze hulpmiddelen dienen uit oogpunt van verantwoorde werkomstandigheden ook voor een helpende aanwezig te zijn. Daarnaast kan gebruik gemaakt worden van al aanwezige hulpmiddelen, zoals een droogtrommel of een afwasmachine. Als dergelijke apparaten niet aanwezig zijn maar wel een adequate oplossing zouden bieden voor het probleem, is de aanschaf van deze hulpmiddelen voorliggend op het inzetten van ondersteuning.
Tijdens het onderzoek wordt gekeken of technische hulpmiddelen een adequate oplossing kunnen vormen voor de ervaren beperking. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het plaatsen van een verhoging voor een droger/wasmachine, de mogelijkheid tot zittend strijken in plaats van staand, het gebruik van een verlengstok of het ophangen van de was op een wasrekje in plaats van aan de waslijn.
Artikel 3.4.2 Houden van huisdieren
De gevolgen van het houden van huisdieren (met uitzondering van hulpdieren) op de omvang van de schoonmaaktaak en het zoeken van oplossingen daarvoor, behoort in de eerste plaats tot de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner. De gevolgen hiervan op de omvang van de schoonmaaktaak en het zoeken van oplossingen daarvoor behoort in de eerste plaats tot de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner.
Artikel 3.5 Maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning
Huishoudelijke ondersteuning bestaat uit taken die er op gericht zijn personen een schoon, gestructureerd en leefbaar huishouden te kunnen laten voeren. Deze taken hebben niet alleen betrekking op het (zware en lichte) huishoudelijke werk, maar hebben ook betrekking op het “in staat stellen tot” het voeren van het huishouden.
Een huis is schoon en leefbaar als het normaal bewoond en gebruikt kan worden en voldoet aan basis hygiëne-eisen. Hiermee worden vervuiling van het huis en gezondheidsrisico’s voorkomen. De inwoner moet gebruik kunnen maken van de ruimtes die frequent (dagelijks of in ieder geval meerdere keren per week) in gebruik zijn, zoals de woonkamer, slaapkamers die in gebruik zijn, keuken, badkamer, toilet en gang/trap. Een schoon huis wil niet zeggen dat alle vertrekken wekelijks schoongemaakt moeten worden. Het betekent dat het huis niet vervuilt en periodiek schoon wordt gemaakt om zo een algemeen aanvaard basisniveau van schoon te realiseren. Buitenruimtes bij het huis (tuin, balkon etc.) of buitenzijde van het huis (ramen) en overige kamers/ruimtes in het huis worden niet door de huishoudelijk ondersteuner schoongemaakt.
De maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning kent onderscheid tussen midden en zwaar. Daarnaast is er de mogelijkheid om aanvullende activiteiten zoals wasverzorging en regievoering toe te voegen aan deze vormen.
In bijlage 5 is aan de hand van het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning verder uitgewerkt wat deze vormen van ondersteuning inhouden en hoe deze worden ingezet.
3.5.1 Eenmalige aanpak schoonmaakwerkzaamheden bij ernstige vervuiling
Bij sommige cliënten moet er vanwege een ernstig vervuild huis een eenmalige schoonmaak worden ingezet om een huis weer bewoonbaar te kunnen maken. Het product wordt ingezet voor cliënten die niet op eigen kracht of met hulp van het netwerk het huis weer bewoonbaar kunnen maken of waarbij er geen oplossing in het voorliggend veld kan worden gevonden. Door de woning eenmalig volledig op te ruimen en schoon te maken, wordt (samen met de inwoner) de situatie tot een beheersbaar niveau teruggebracht, zodat de inwoner kan beschikken over een leefbare woning. De incidentele werkzaamheden die behoren bij een zogenoemde grote schoonmaak/voorjaarsschoonmaak vallen niet onder dit product, maar horen bij het resultaat Schoon en leefbaar huis. Ook een ontruiming van de woning valt hier niet onder.
Artikel 3.6 Maaltijdvoorziening
Wanneer een inwoner niet in staat is een maaltijd te bereiden of om deze op te warmen, bijvoorbeeld met hulp van de magnetron, kan een maatwerkvoorziening worden ingezet. De maaltijdvoorziening kan betrekking hebben op de volgende activiteiten:
Indien een inwoner al wijkverpleegkundige zorg ontvangt én vanuit de Wmo maaltijdverzorging dient te krijgen, kan de gemeente besluiten om in plaats van de hiervoor gecontracteerde aanbieder, de aanbieder van de wijkverpleging in te schakelen.
Hoofdstuk 4. Wonen in een geschikte woning
Maatwerkvoorzieningen moet ervoor zorgen dat de inwoner zich in, om en nabij zijn woning zodanig kan redden zodat alle verplaatsingen voor een normaal gebruik van de woning mogelijk is. Onder het normaal gebruik van de woning hoort ook de verplaatsing naar een centrale hal in een flat of het gebruik van een tuin of balkon. Voorzieningen met een therapeutisch doel vallen niet binnen de Wmo. Een maatwerkvoorziening moet daarin zowel een medische (noodzakelijk) als een toekomstbestendige oplossing bieden.
Artikel 4.2 Eigen verantwoordelijkheid
Een inwoner dient zelf te zorgen voor een geschikte woning. Als problemen een gevolg zijn van een verhuizing van een geschikte woning naar een ongeschikte woning en er zijn geen redenen voor de verhuizing, zoals een medische noodzaak of de nabijheid van mantelzorg, is de inwoner zelf verantwoordelijk voor een oplossing voor de (ontstane) problemen. Ook wanneer ondervonden problemen in de woning voortvloeien uit de aard van de gebruikte materialen in de woning of uit de slechte staat van onderhoud van de woning, is het oplossen van deze problemen de verantwoordelijkheid van de inwoner.
Ook de volgende omstandigheden vallen onder de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner en het college hoeft hier geen maatwerkvoorziening voor toe te wijzen:
- ○
- ○
- ○
- ○
Artikel 4.2.1. Plotselinge noodzaak
Onder eigen verantwoordelijkheid vallen geen gevallen waarbij sprake is van plotselinge noodzaak. Het gaat hierbij om problemen met de geschiktheid van de woning die onverwacht zijn ontstaan, doordat iemand op een bepaald moment, zonder dat dit op basis van leeftijd of aandoening te verwachten is, geconfronteerd wordt met een beperking met consequenties voor de geschiktheid van de woning.
Artikel 4.2.2 Aanvraag voor drempel(hulp)
In principe worden drempelhulpen gezien als algemeen gebruikelijk en worden deze niet toegekend als maatwerkvoorziening, tenzij er sprake is van een situatie waardoor de aanvraag niet voldoet aan de criteria voor algemeen gebruikelijk.
Artikel 4.3 Zelfstandige woonruimte, woonboten en woonwagens
Een woning kan zowel een koop- of huurwoning zijn. Voorwaarde is dat het een zelfstandige woonruimte betreft. Voor woonwagens met een vaste standplaats, voor woonschepen met een officiële ligplaats en voor het woonverblijf van binnenschepen gelden dezelfde voorwaarden als voor zelfstandige woningen.
Artikel 4.4 Primaat van verhuizen en maatwerkvoorziening verhuis- en herinrichtingskosten
Bij de aanvraag van een woningaanpassing, weegt het college af of het primaat van verhuizen van toepassing is. Er is sprake van het primaat van verhuizen, wanneer een verhuizing naar een andere woning een compenserende voorziening is voor de beperking(en) die de inwoner ervaart. Hierbij zullen de volgende aspecten worden meegewogen:
- -
financiële consequenties van de woningaanpassing en een eventuele verhuizing5 ;
- -
- -
- -
- -
- -
- -
Als er uit deze belangenafweging blijkt dat het primaat van verhuizing niet binnen redelijke en/ of medisch aanvaardbare termijn realiseerbaar is, dan wel als er in de persoon gelegen factoren zijn die niet mogelijk maken dan kan het primaat van verhuizen niet worden toegepast.
Artikel 4.4.1 Tijdelijke maatwerkvoorzieningen
Indien wordt besloten dat verhuizing de beste oplossing is, is het mogelijk om eenvoudige, tijdelijke maatwerkvoorzieningen aan te brengen ter overbrugging.
Artikel 4.5 Specifieke criteria ten aanzien van een maatwerkvoorziening
Een maatwerkvoorziening wordt slechts verstrekt als de inwoner zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de maatwerkvoorziening wordt getroffen. Er worden geen maatwerkvoorzieningen verstrekt voor:
- -
- -
Artikel 4.5.1. Bereiken van de tuin
Voldoende is als de inwoner de tuin via één toegang kan bereiken. Wanneer een inwoner in staat is zijn tuin te bereiken op een andere wijze dan via de (achter)deur, bijvoorbeeld via de garage of de gang achter het huis, hoeft het college geen woningaanpassing toe te wijzen.
Artikel 4.6 Eigenaar maatwerkvoorzieningen
De maatwerkvoorziening in de vorm van een bouwkundige aanpassing wordt toegekend aan de eigenaar van de woning. De beschikking wordt daarom verstuurd aan de aanvrager of belanghebbende met een afschrift aan de eigenaar.
Artikel 4.7 Onderhoud en reparatie maatwerkvoorzieningen
Kosten voor onderhoud en reparatie van een maatwerkvoorziening zijn in principe onderdeel van de maatwerkvoorziening, tenzij er sprake is van schade door verwijtbaar gedrag van de zorgvrager of zijn gezinsleden.
Als een maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget is verstrekt, zijn de kosten van keuring en onderhoud en/of reparatie in het persoonsgebonden budget opgenomen.
Artikel 4.7.1 Onderhoud van maatwerkvoorzieningen in gemeenschappelijke ruimten
De redelijkheid en billijkheid kan meebrengen dat van de Vereniging van Eigenaren een bijdrage in de kosten kan worden verlangd voor het onderhoud- en reparatiekosten of vervanging van maatwerkvoorzieningen in gemeenschappelijke ruimten. Om te bepalen wat redelijk en billijk is dient de aanvrager inzage te verschaffen in het reservefonds van de Vereniging van Eigenaren of andere daartoe strekkende documenten.
Artikel 4.8 Verwijderen maatwerkvoorzieningen
Aangepaste woningen die vrijkomen, zullen zoveel mogelijk opnieuw worden toegewezen aan een andere cliënt. Indien de inwoner niet langer gebruik maakt van de woning waarin maatwerkvoorzieningen zijn doorgevoerd, dan is het college niet verantwoordelijk voor het ongedaan maken van deze voorzieningen.
Artikel 4.9 Logeerbaar maken van een woning voor inwoners van een Wlz-instelling
Wanneer een inwoner in een Wlz-instelling verblijft en een maatwerkvoorziening wordt aangevraagd voor het bezoekbaar en/of logeerbaar maken van de woning van ouders of partner, valt dit in beginsel niet onder de compensatieplicht van het college. Het college is wel verplicht een onderzoek in te stellen. Wanneer blijkt dat het voor de participatie van de inwoner met de Wlz-indicatie noodzakelijk is, kan het college overwegen toch een woning te laten aanpassen.
Er kan een maatwerkvoorziening voor woningsanering worden toegekend, wanneer de sanering niet verwijtbaar betreft. De volgende voorwaarden gelden voor een sanering:
- -
- -
De woningsanering kan beperkt blijven tot die woonruimten die het meeste gebruikt worden. Meestal betreft het dan alleen de woonkamer en/of slaapkamer. In beginsel saneert het college geen woonruimten die de inwoner af en toe gebruikt, bijvoorbeeld de keuken en slaapkamers van andere huisgenoten (kinderen). Er wordt rekening gehouden met de afschrijftermijn van de vloerbedekking of gordijnen. Als afschrijftermijn wordt een periode van acht jaar gehanteerd. Afschrijving over deze periode gebeurt evenredig.
Hoofdstuk 5. Uitvoeren van dagelijkse activiteiten en een ingevulde dag hebben
Het college kan maatwerkvoorzieningen toekennen ten aanzien van het uitvoeren van algemene dagelijkse activiteiten en het hebben van een ingevulde dag. De ondersteuning richt zich daarbij op: begeleiden, stabiliseren of verbeteren. Deze vorm van ondersteuning heet een maatwerkarrangement.
Een maatwerkarrangement bestaat uit een op de cliënt individueel afgestemd pakket aan ondersteuning op één of meerdere resultaatgebieden. Een resultaatgebied is een leefgebied waarop een verandering beoogd wordt met de ondersteuning.
Artikel 5.2 Eigen verantwoordelijkheid
Incluzio Leiderdorp onderzoekt of iemand activiteiten kan aanleren en of er hulpmiddelen zijn waarmee iemand de dagelijkse activiteiten zelf kan uitvoeren. Ook wordt onderzocht of een inwoner in staat is zelf voor een daginvulling te zorgen, bijvoorbeeld door het doen van vrijwilligerswerk, het zoeken van een passende hobby of het bezoeken van (welzijns)activiteiten.
Artikel 5.3 Algemene doelen van maatwerkarrangementen
Het college kan ondersteuning bieden om de volgende doelen te bereiken:
- -
- -
- -
- -
- -
In bijlage 7 zijn de maatwerkarrangementen nader uitgewerkt.
Artikel 5.4 Soorten maatwerkarrangementen
De volgende soorten maatwerkarrangementen zijn beschikbaar:
- 1.
- a.
ambulant: ondersteuning in de vorm van individuele begeleiding, groepsbegeleiding en/of daginvulling waarbij de inwoner zelfstandig woont en de ondersteuning plaatsvindt op vaste contactmomenten. Er geen sprake is van de structurele behoefte en noodzaak aan oproepbare ondersteuning overdag of in de nacht.
- b.
ambulant plus: ondersteuning in de vorm van individuele begeleiding, groepsbegeleiding en/of daginvulling waarbij de inwoner zelfstandig woont en de ondersteuning plaatsvindt op vaste contactmomenten. Vanwege de persoonlijke omstandigheden, is tevens er sprake van een structurele behoefte en noodzaak aan oproepbare ondersteuning overdag of in de nacht.
- a.
- 2.
- a.
Begeleid wonen: ondersteuning in de vorm van individuele begeleiding, groepsbegeleiding en/of daginvulling waarbij de inwoner geclusterd samen met andere cliënten woont en er sprake is van gezamenlijke ruimtes om als groep samen activiteiten te kunnen hebben. De ondersteuning vindt veelal plaats op vaste contactmomenten. Vanwege de persoonlijke omstandigheden, is er sprake van een structurele behoefte en noodzaak aan oproepbare ondersteuning overdag of in de nacht.
- b.
Beschut wonen: ondersteuning in de vorm van individuele begeleiding, groepsbegeleiding en/of daginvulling waarbij de inwoner geclusterd samen met andere cliënten woont en er sprake is van gezamenlijke ruimtes om als groep samen activiteiten te kunnen hebben. De ondersteuning door individuele ondersteuning vindt plaats op vaste contactmomenten én door een vaste aanwezigheid van begeleiders op de groepswonenlocatie op bepaalde tijden van de dag. Vanwege de persoonlijke omstandigheden en de mogelijke dynamiek tussen de bewoners van de groepswonenlocatie, is er minimaal sprake van een structurele behoefte en noodzaak aan oproepbare ondersteuning overdag of in de nacht, eventueel aangevuld met aanwezigheid op de woonlocatie in de nacht in het weekend.
- c.
Beschermd wonen: ondersteuning in de vorm van individuele begeleiding, groepsbegeleiding en/of daginvulling waarbij de inwoner geclusterd samen met andere cliënten woont en er sprake is van gezamenlijke ruimtes om als groep samen activiteiten te kunnen hebben. De ondersteuning plaatsvindt door individuele ondersteuning op vaste contactmomenten én door een vaste aanwezigheid van begeleiders gedurende (bijna) de (hele) dag op de groepswonenlocatie. Vanwege de persoonlijke omstandigheden en de mogelijke dynamiek tussen de bewoners van de groepswonenlocatie, is er sprake van aanwezigheid in de nacht op de groepswonenlocatie.
- a.
Artikel 5.5 De opbouw van de maatwerkarrangementen
Een maatwerkarrangement richt zich op een aantal resultaatgebieden en kent verschillende intensiteiten. Hieronder zijn deze hoofdonderdelen uitwerkt.
Artikel 5.5.1 De resultaatgebieden
De ondersteuning zoals genoemd in artikel 5.1 vindt plaats in de vorm van een modulair opgebouwd arrangement, bestaande uit één of meer van de volgende resultaatgebieden. Dit zijn;
- a.
Sociaal en persoonlijk functioneren: richt zich op ondersteuning aangaande familie, relaties, netwerk; sociale vaardigheden; financiën, wonen, participatie; gedrag en organisatie van het leven. De ondersteuning is gericht om met fysieke, emotionele en sociale levensuitdagingen om te gaan en zo veel mogelijk eigen regie te voeren.
- b.
- c.
- d.
Daginvulling en vervoer (van en naar): draagt ertoe bij dat cliënt op zinvolle wijze de dagen kan invullen onder toezicht of met ondersteuning. Van daginvulling bestaan er twee typen regulier en plus. De plus variant is voor cliënten die vanwege de aard van hun problematiek en/of de te bereiken doelen niet kunnen deelnemen aan daginvulling met een reguliere groepsgrootte, maar waarbij een kleinere ratio groepsbegeleider en cliënten noodzakelijk is. Als onderdeel van daginvulling kan de cliënt tevens in aanmerking komen voor vervoer van en naar de dagbesteding.
- e.
- f.
Sociaal Beheer: Ondersteuning die wordt geboden afwijkend van geplande contactmomenten overdag en eventueel ook de kosten van gezamenlijk wonen (gemeenschappelijke ruimtes) bij wonen met ondersteuning. Indien er sprake is van Beschut of Beschermd Wonen valt onder Sociaal Beheer ook de (vaste) aanwezigheid van een begeleider op de groep in de woonlocatie, bovenop de individuele ondersteuning op de resultaatgebieden sociaal en persoonlijk functioneren, zelfzorg en geldzaken. Deze vaste aanwezigheid overdag op de woonlocatie dient onder meer voor de ondersteuning van de gezamenlijke momenten met mede cliënten en/of het reguleren van het sociale verkeer tussen cliënten.
Artikel 5.5.2 De intensiteiten
De resultaatgebieden bestaan uit verschillende intensiteiten, zoals genoemd in bijlage 7 , dit is uitgewerkt in de onderstaande tabel. De intensiteiten staan voor de omvang van de ondersteuningsbehoefte van de cliënt en de noodzakelijke zorgzwaarte.
In de regel (en bij PGB altijd) gaat de gemeente bij de bovenstaande drie vormen van Wonen met Ondersteuning uit van scheiden wonen en zorg. Dat betekent dat de cliënt zelf de huur betaalt en het maatwerkarrangement alleen de ondersteuning en de 24/7 bereikbaarheid omvat. Indien er sprake is van scheiden wonen en zorg, betaalt de cliënt als eigen bijdrage het abonnementstarief.
In sommige (uitzonderings) situaties is het zelf betalen van de huur (tijdelijk nog) geen optie, dan is een zogenoemde intramurale indicatie een mogelijkheid. De cliënt betaalt bij een intramurale indicatie geen huur, maar wel hoge eigen bijdrage tot aan zak- en kleedgeldnorm, zoals bedoeld in Hoofdstuk 3 van het landelijke uitvoeringsbesluit Wmo .
Artikel 5.6 Cliëntgroepen maatwerkarrangementen
Voor de maatwerkarrangementen is van belang te kunnen bepalen onder welke cliëntgroep deze valt. Enerzijds is dat van belang om te kunnen bepalen op welk soort ondersteuning een cliënt aanspraak kan maken. Anderzijds is dit van belang om vast te kunnen stellen welke aanbieder deze ondersteuning kan leveren.
Er worden de volgende cliëntgroepen bij Ambulante Ondersteuning onderscheiden:
- a)
- b)
- c)
Bij Wonen met Ondersteuning wordt er een onderscheid gemaakt tussen:
- d)
- e)
Artikel 5.7 Maatwerkvoorziening kindverzorging
De maatwerkvoorziening kindverzorging kan worden toegewezen wanneer een inwoner door een beperking tijdelijk de dagelijkse zorg voor een kind niet op zich kunnen nemen. Hierbij kan gedacht worden aan het overnemen van de verzorging van een minderjarig kind na een ziekenhuisopname van de ouder of wanneer één of beide ouders de zorg tijdelijk niet zelf kunnen geven. Het doel van de maatwerkvoorziening is dat acute problemen tijdelijk worden opgelost, zodat er gezocht kan worden naar een permanente oplossing. De maatwerkvoorziening wordt in principe niet langer dan zes weken afgegeven.
Artikel 5.8 Personen met een zintuiglijke beperking
De VNG heeft in afstemming met het ministerie van VWS landelijke inkoopafspraken gemaakt voor de specialistische ondersteuning van mensen met een zintuiglijke beperking. Het college geeft de beschikking af voor de specialistische begeleiding. Het gaat om specialistische begeleiding voor:
- -
- -
- -
Het college verleent een maatwerkvoorziening als de ondersteuning niet is opgenomen in de landelijke inkoopafspraken en de inwoner vanwege de mate van zelfredzaamheid is aangewezen op deze specialistische vorm van maatschappelijke ondersteuning. Bijvoorbeeld een tolk Nederlandse gebarentaal bij een bezoek aan huisarts, notaris of ouderavond op school.
Bemoeizorg kan worden ingezet als het geen optie is om af te wachten tot een inwoner zelf om die hulp vraagt en/of om verdere verwaarlozing te voorkomen. Bemoeizorg richt zich op zorgmijders. Specifiek gaat het om inwoners waarbij sprake is van een vorm van verwaarlozing, maar die de stap naar hulpverlening niet kunnen of willen maken.
Zorgmijders hebben meestal problemen op meerdere leefgebieden, en dat maakt dat er vaak meerdere partijen bij betrokken zijn (bijvoorbeeld gemeente, GGD, ggz, woningcorporatie). De voor Wmo relevante leefgebieden zijn bijvoorbeeld huisvesting (opvang), dagbesteding, persoonlijke verzorging, huishoudelijke ondersteuning. Wanneer bemoeizorg wordt ingezet, wordt er geen eigen bijdrage opgelegd, aangezien de inwoner geen aanvraag heeft ingediend voor ondersteuning.
Hoofdstuk 6 Specialistische voorziening wonen met ondersteuning & (specialistische) maatschappelijke opvang
De wet omschrijft beschermd wonen als wonen in een instelling met daarbij horend toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen.
Bij beschermd wonen en opvang gaat het dus om het bieden van onderdak en begeleiding van inwoners die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Maatschappelijke opvang is bedoeld voor mensen die geen vaste verblijfplaats hebben of die (tijdelijk) dakloos zijn. In de Leidse regio gebruiken wij voor deze vormen van ondersteuning de namen: Wonen met ondersteuning en specialistische maatschappelijke opvang (zie artikel 1 Verordening maatschappelijke ondersteuning).
Artikel 6.2 specialistisch maatwerkvoorziening wonen met ondersteuning
Wonen met ondersteuning wordt zo veel mogelijk lokaal georganiseerd. Een uitzondering zijn de voorzieningen voor inwoners met meervoudig complexe problematiek die aangewezen zijn op specialistische ondersteuning met wonen. Vanwege de complexe zorgbehoefte, het kleine aantal inwoners dat hierop aangewezen is en de benodigde specialistische inzet zijn deze voorzieningen niet zelfstandig lokaal te organiseren. Deze voorzieningen worden als specialistische voorzieningen wonen met ondersteuning regionaal ingekocht en toegewezen6 .
Artikel 6.2.1 aanmelden specialistisch wonen met ondersteuning
Aanmelding voor specialistisch Wonen met ondersteuning kan op dezelfde wijze als bij lokaal wonen met ondersteuning bij Incluzio Leiderdorp (zie hoofdstuk 1). Indien een inwoner mogelijk in aanmerking komt voor specialistisch wonen met ondersteuning, wordt de aanvraag voorgelegd aan het regionaal team Maatschappelijke Zorg dat de aanvraag verder behandelt.
Artikel 6.2.2 criteria voor specialistisch wonen met ondersteuning
Een inwoner komt in aanmerking voor een specialistische woonvoorziening als:
- -
- -
- -
Inwoners die aangewezen zijn op specialistische woonvoorzieningen verblijven hier naar verwachting 1 of meerdere jaren. Ervaring leert dat zij hierna uitstromen naar:
- -
- -
Specialistische woonvoorzieningen kunnen zowel op basis van scheiden wonen en zorg als intramuraal worden bekostigd, zie artikel 5.5.3 voor meer toelichting.
Woonvoorzieningen voor éénouder gezinnen, waarbij bij de ouder sprake is van GGZ-problematiek al dan niet in combinatie met een licht verstandelijke beperking, vallen ook onder de specialistische woonvoorzieningen.
Artikel 6.2.3 De duur van de toekenning
De duur van de toekenning is afhankelijk van de volgende factoren:
- -
- -
Wanneer een specialistisch wonen met ondersteuning plek niet direct beschikbaar is, wordt de inwoner op een wachtlijst geplaatst. In de tussentijd kan de inwoner aanspraak maken op overbruggingszorg in de vorm van ambulante ondersteuning. Deze ambulante ondersteuning wordt georganiseerd door de lokale gemeente en staat voor de gemeente Leiderdorp beschreven in hoofdstuk 5.
Artikel 6.5 vormen specialistische woonvoorzieningen
Er zijn verschillende specialistische ondersteuningsvormen, ook wel voorzieningen genoemd, te onderscheiden:
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
Artikel 6.5.1 Traject woonbegeleiding ouder-kind
Het traject woonbegeleiding ouder-kind omvat kortdurende trajectondersteuning met wonen aan (jong)volwassen die zwanger zijn of jonge kinderen hebben en bij wie sprake is van problematiek op het gebied van GGZ, al dan niet in combinatie met een licht verstandelijke beperking en die vanwege hun persoonlijke problematiek niet in staat zijn zelfstandig te wonen. Afhankelijk van de ondersteuningsbehoefte is 24-uurs oproepbare of 24-uurs aanwezige ondersteuning.
Traject woonbegeleiding ouder-kind heeft een duur van minimaal drie maanden en maximaal anderhalf jaar, waarna uitstroom naar zelfstandig wonen met ambulante begeleiding of naar een meer langdurige vorm van wonen met ondersteuning (specialistische of subregionaal/ lokaal) mogelijk is.
Traject woonbegeleiding ouder kind kan zowel op basis van scheiden wonen en zorg als intramuraal worden bekostigd.
Artikel 6.5.2 Traject woonbegeleiding na verslavingsbehandeling
Het traject woonbegeleiding na verslavingsbehandeling omvat kortdurende trajectbegeleiding aan inwoners met problematiek op het gebied van GGZ al dan niet in combinatie met een licht verstandelijke beperking, die na het volgen van een detox-traject in een verslavingskliniek, niet in staat zijn zelfstandig te gaan wonen met ambulante begeleiding. Zij zijn aangewezen op een nazorgtraject in geclusterde setting gericht op het omgaan met hun verslavingsgevoeligheid. Er is altijd sprake van meer problematiek dan enkel verslaving.
Inwoners verblijven in dit type woonvoorziening met het doel weer zelfstandig te kunnen functioneren in de samenleving. Zij stromen uit naar zelfstandig wonen of een reguliere vorm van wonen met ondersteuning. Na een half jaar vind er een evaluatie plaats, onder andere om te bespreken of er al is nagedacht over vervolghuisvesting.
Traject woonbegeleiding na verslavingsbehandeling wordt primair in de vorm van scheiden wonen en zorg bekostigd
Traject woonbegeleiding na verslavingsbehandeling is altijd tijdelijk (bij voorkeur niet langer dan 1 jaar). De noodzakelijke indicatieduur wordt door het regionaal team Maatschappelijke Zorg vastgesteld. Indicaties voor dit traject worden niet met terugwerkende kracht verstrekt.
Artikel 6.5.3 Specialistisch wonen thuis
Een klein aantal (bestaande) inwoners vult specialistisch wonen met ondersteuning thuis in. Er is 24-uurs zorg nodig, maar dat wordt in de thuissituatie ingezet. In uitzonderlijke situaties kan ervoor worden gekozen om specialistisch wonen thuis in te zetten:
- -
- -
- -
- -
Indicaties voor Specialistisch wonen thuis worden voor één jaar afgegeven. Daarna moet er een herindicatie worden aangevraagd. Uitgangspunt blijft altijd dat iemand op een wachtlijst voor een reguliere Wonen met ondersteuning-voorziening komt. Er dienen dan ook doelen te worden opgesteld om te werken aan de mogelijkheid om in een reguliere Wonen met ondersteuning-voorziening te kunnen functioneren. Na zes maanden vindt er een evaluatie van deze doelen plaats. Verder zijn de reguliere voorwaarden van Wonen met ondersteuning van toepassing bij het indicatieproces.
De zorg wordt geleverd vanuit een persoonsgebonden budget (pgb). Dit moet door meerdere professionals worden uitgevoerd. In sommige situaties is het noodzakelijk dat een deel van de zorg door een non-professional wordt uitgevoerd. Dit wordt per cliënt bekeken en beoordeeld. In dit geval dient minimaal 10% van de zorg te worden geleverd door een professional.
De ondersteuning rondom de cliënt dient gecoördineerd te worden door een professional uit de hulpverlening. Deze coördinator zorgt dat de ondersteuning die de cliënt ontvangt op elkaar is afgestemd en is een aanspreekpunt voor de consulenten en andere hulp/zorgverleners. De cliënt kan zelf een coördinator aandragen of de consulent kan een coördinator zoeken. Een externe coördinator die geen actieve rol heeft in de zorg van de cliënt is ook een mogelijkheid, maar deze zal moeten worden betaald vanuit het beschikbare budget.
Artikel 6.6 Persoonsgebonden budget Wonen met ondersteuning
Een inwoner kan gebruikmaken van een persoonsgebonden budget voor specialistisch wonen met ondersteuning. Een persoonsgebonden budget wonen met ondersteuning kan alleen worden ingezet als de inwoner woont in een wooninitiatief. De inwoner moet kunnen motiveren waarom een persoonsgebonden budget een passende vorm van ondersteuning is. De inwoner kan het persoonsgebonden budget inzetten als het een wooninitiatief binnen de grenzen van de Leidse regio is, of voor specialistische voorzieningen, binnen de regio Holland Rijnland. De inwoner moet formeel (volgens het basis registratie personen)wonen bij het wooninitiatief.
- -
- -
- -
- -
- -
Wanneer een organisatie de is gecontracteerd voor Wonen met Ondersteuning (Zorg in natura), kan de organisatie niet diezelfde ondersteuning via een persoonsgebonden budget leveren.
Voor het PGB budget specialistische wonen met ondersteuning thuis wordt verwezen naar de beleidsregels en het Financieel Besluit 2023 van de gemeente Leiden
Artikel 6.7 (Specialistische) Maatschappelijke opvang
De gemeenten in Holland Rijnland hebben gekozen om de Maatschappelijke opvang zo veel mogelijk lokaal te organiseren. Toch zal dit voor een aantal inwoners geen geschikte optie zijn. In aanvulling op de criteria gesteld in artikel 8 van de Verordening kan een inwoner in aanmerking komen voor Maatschappelijke Opvang als deze;
- •
- •
- •
- •
Voor een aantal inwoners zal dit geen geschikte optie zijn. In aanvulling op de criteria hierboven, kan een inwoner in aanmerking komen voor Specialistische Maatschappelijke Opvang als deze;
- •
- •
- •
- •
- •
In aanvulling op criteria gesteld in artikel 8 Verordening kan:
- A.
- B.
Hoofdstuk 7. Verplaatsen, vervoeren en sociale contacten aangaan
Het college kan een maatwerkvoorziening toekennen wanneer een inwoner een beperking heeft in het verplaatsen, vervoeren en het aangaan van sociale contacten.
Artikel 7.2 Vervoer als maatwerkvoorziening
Als een inwoner geen gebruik kan maken van het regulier en het aanvullend openbaar vervoer in de directe woon- en leefomgeving, kan de maatwerkvoorziening vervoer worden toegewezen. Er zijn verschillende soorten vervoersvoorzieningen, dit zijn onder andere: het Collectief Vraagafhankelijk vervoer (ook wel regiotaxi genoemd), scootmobiel, (driewiel) fiets, aanpassing van de eigen auto en rolstoel.
Welke vorm van vervoersvoorziening van toepassing is, is afhankelijk van de individuele situatie. Om hier een goede inschatting van te kunnen maken worden aard en mobiliteit onderzocht.
Artikel 7.3 Aard van de verplaatsingen
Tijdens het onderzoek wordt de vervoersbehoefte van de inwoner vastgesteld. Deze behoefte wordt onderzocht aan de hand van de volgende kenmerken:
- -
- -
- -
(Extra) Vervoersbehoefte of –kosten in verband met het verrichten van vrijwilligerswerk vormt in beginsel geen aanleiding tot het verstrekken van een maatwerkvoorziening voor vervoer
Artikel 7.4 Beoordelingscriteria ten aanzien van de mobiliteit
Tijdens het onderzoek naar de vervoersbehoeften houdt het college rekening met de volgende aspecten:
- -
- -
- -
- -
Artikel 7.5 Gemiddelde vervoersbehoefte
Er wordt uitgegaan van een gemiddelde vervoersbehoefte van 1500 kilometer per jaar. Als de inwoner gebruik maakt van een andere maatwerkvoorziening voor vervoer of een eigen verplaatsingsmiddel heeft, zoals een auto of elektrische fiets, wordt de aanvraag voor de Regiotaxi in principe afgewezen. Tenzij blijkt dat de inwoner ondanks de andere maatwerkvoorziening of eigen verplaatsingsmiddel onvoldoende kan voldoen aan zijn vervoersbehoefte in het kader van participatie In deze gevallen zal worden uitgegaan van een aangepast aantal kilometers, aangezien de inwoner deels gebruik kan maken van een andere vervoersvorm.
Ook wanneer de partner van de inwoner gebruikmaakt van dezelfde vervoersvoorziening of ander individueel vervoer heeft, kan, afhankelijk van de gezamenlijke vervoersbehoefte, de omvang van de maatwerkvoorziening worden aangepast. Wanneer het tot slot gaat om een vervoersvoorziening voor kinderen, kan het gemiddelde ook worden aangepast. Kinderen hebben een andere vervoersbehoefte dan volwassenen en hebben geen volledige zelfstandige vervoersbehoefte.
Artikel 7.6 Vervoeren en verplaatsen in de directe leefomgeving
Als directe leefomgeving wordt een afstand tot 25 kilometer rondom de woning als redelijk aangemerkt. Wel moet de inwoner basisvoorzieningen kunnen bereiken zoals het ziekenhuis, winkelcentrum en de huisartsenpraktijk. Bij een dreigend sociaal isolement kan een maatwerkvoorziening voor vervoer worden afgegeven voor reizen buiten de directe leefomgeving.
Maatwerkvoorzieningen gericht op de verplaatsing van de inwoner buiten de eigen leefomgeving, vallen niet onder de ondersteuningsplicht van het college.
Wil de inwoner sociale contacten onderhouden buiten de directe leefomgeving, dan geldt daarvoor het landelijke vervoersysteem Valys. Valys regelt het vervoer wanneer de inwoner een vervoersbehoefte heeft die verder reikt dan 25 kilometer vanaf het woonadres van de inwoner of wanneer het vertrekadres is gelegen op een afstand van meer dan 25 kilometer vanaf het woonadres van de inwoner.
Om gebruik te kunnen maken van Valys, heeft de inwoner een Valys-pas nodig. Een inwoner heeft hiervoor één van de volgende indicaties nodig:
- -
- -
- -
- -
- -
Artikel 7.7 Collectieve voorziening: de Regiotaxi
In de Leidse regio, de Duin- en Bollenstreek en de Rijnstreek is collectief vervoer beschikbaar via de Regiotaxi Holland Rijnland. De Regiotaxi is een vorm van aanvullend openbaar vervoer voor zowel inwoners met als zonder Wmo indicatie. De Regiotaxi rijdt van deur tot deur en is toegankelijk voor iedereen die, met of zonder rolstoel, zelfstandig of met begeleiding kan reizen.
De gemeente is verantwoordelijk voor de vervoersbehoefte van de pashouder tot en met 25 kilometer vanaf het woonadres van de inwoner of het vertrekadres is gelegen op een afstand tot en met 25 kilometer vanaf het woonadres van de inwoner. De Regiotaxi kan ook meer dan 25 kilometer afleggen, hiervoor geldt het volledige tarief.
In principe wordt het collectieve vervoer van de Regiotaxi ingezet als vervoersvoorziening, tenzij anders beter passend wordt bepaald door het onderzoek. Een uitzondering op dit geldt voor een vergoeding voor het gebruik van de eigen auto (zie artikel 7.10) en hieronder beschreven gevallen.
Artikel 7.7.1 Afwijken van het collectief vervoer
Indien collectief vervoer niet mogelijk is, kan er een maatwerk voorziening worden toegewezen in de vorm van een individuele rolstoeltaxi of een tegemoetkoming voor het gebruik van een eigen auto. Het gaat hierbij om redenen van medische, psychische en/of sociale aard, waardoor het collectief vervoer voor bepaalde inwoners geen passende oplossing voor het vervoersprobleem biedt. Hierbij kan worden gedacht aan:
- -
- -
- -
- -
In deze gevallen kan het college een maatwerkvoorziening in de vorm van bijvoorbeeld een (rolstoel)taxi of een financiële tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van de eigen auto verstrekken.
Artikel 7.7.2 Vorm van verstrekken
De verstrekking betreft een vergoeding voor het gebruik van de Regiotaxi, waarbij een tegemoetkoming wordt gegeven voor de meerkosten van het CVV ten opzichte van het reguliere openbaar vervoer voor een maximaal aantal kilometers per jaar. De meerkosten worden door de gemeente rechtstreeks afgerekend met de vervoerder.
Artikel 7.7.3 Begeleiding bij het gebruik van de Regiotaxi
Inwoners kunnen voor hun verplaatsingen met de Regiotaxi aangewezen zijn op begeleiding. Die noodzaak kan zijn:
- -
- -
medische noodzaak waardoor er behoefte is aan toezicht onderweg: De noodzaak van begeleiding is een medische oorzaak waardoor de inwoner de regie kwijt kan raken. Voorbeelden hiervan zijn psychogeriatrische (bijvoorbeeld dementie) psychiatrische ziektebeelden (bijvoorbeeld fobieën) of mensen met gedragsstoornissen ten gevolge van hersenbeschadiging.
Artikel 7.8 Maatwerkvoorziening voor de zeer korte afstand
Bij inwoners met een loopafstand van minder dan 800 meter wordt beoordeeld of er een voorziening verstrekt moet worden voor de zeer korte afstand, bijvoorbeeld een scootmobiel of driewielfiets. Een dergelijke maatwerkvoorziening kan alleen worden verstrekt als de inwoner verantwoord met het middel overweg kan7 en over een adequate stalling beschikt. Indien er sprake is van een contraindicatie, het zij door medicijnengebruik of door verwachte tegenwerking op de revalidatie, dan kan het de voorziening niet versterkt wordt.
Bovendien worden de volgende accessoires voor de vervoersvoorziening scootmobiel niet vergoed;
- •
- •
- •
- •
- •
- •
Artikel 7.9 Aanpassing eigen auto
Wanneer een inwoner een eigen auto heeft en geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer, een ander vervoermiddel of de Regiotaxi of wanneer mensen de auto veelal in gezinsverband gebruiken, kunnen zij mogelijk in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening voor vervoer in de vorm van een autoaanpassing. Deze aanpassingen kunnen betreffen:
- -
- -
- -
- -
De autoaanpassing wordt voor een periode van zeven jaar toegekend. Een nieuwe aanvraag voor eenzelfde aanpassing binnen deze periode wordt slechts naar rato van de verstreken termijn vergoed.
Artikel 7.9.1 Voorwaarden aanpassing eigen auto
Aanvullend op de voorwaarden uit artikel 7.9 gelden de volgende voorwaarden om in aanmerking te komen voor een maatwerkvoorziening aanpassing eigen auto:
- -
- -
- -
- -
- -
er doet zich naar alle waarschijnlijkheid geen ingrijpende verandering voor in de situatie van de bestuurder die invloed heeft op de rijbevoegdheid van de bestuurder (bijvoorbeeld doordat de verwachting is dat de medische situatie van de bestuurder in de nabije toekomst zo verslechterd dat autorijden niet meer mogelijk zal zijn).
Ook aan de eigen auto worden randvoorwaarden gesteld, deze moet:
- -
- -
- -
Artikel 7.10 Rolstoel als maatwerkvoorziening
Een maatwerkvoorziening in de vorm van een rolstoel is bedoeld om een inwoner in staat te stellen zich in en om de woning zittend te verplaatsen, zodat normaal functioneren mogelijk is. De inwoner moet in staat zijn de woonkamer, slaapvertrek(ken), douche en het toilet te bereiken en, indien noodzakelijk, de berging wanneer daar regelmatig gebruik van wordt gemaakt. Ook de tuin of het balkon moeten kunnen worden bereikt.
Artikel 7.10.1 Rolstoel voor continu gebruik
Het college kan een rolstoel voor continu gebruik verstrekken wanneer een inwoner voor het dagelijks verplaatsingen is aangewezen op een rolstoel. Zo nodig zal een programma van eisen worden opgesteld aan de hand van medisch of ergotherapeutisch advies.
Artikel 7.10.2 Incidenteel rolstoelgebruik
Slechts in uitzonderlijke gevallen kan een rolstoel voor incidenteel gebruik worden verleend. Indien een inwoner zich in en om de woning (beperkt) lopend kan verplaatsen, maar zich over korte vervoersafstanden niet lopend kan verplaatsen. Afhankelijk van de aard van het gebruik, wordt eerst beoordeeld of er gebruik gemaakt kan worden van een uitleenrolstoel of van een rolstoel die op de plaats van bestemming beschikbaar zijn, zoals in een winkelcentrum, ziekenhuis of pretpark.
De sportrolstoel wordt niet gerekend tot een rolstoel voor het verplaatsen in en rond de woning. Deze wordt gezien als een maatwerkvoorziening bedoeld om deel te nemen aan recreatieve activiteiten. Toekenning van een sportrolstoel kan alleen maar wanneer de rolstoel noodzakelijk is voor de beoefening van deze sport en wanneer aangetoond is dat de sport daadwerkelijk beoefend gaat worden (bijvoorbeeld door een lidmaatschap). In beginsel wordt deelname aan één sport als voldoende gezien. Wanneer men de sport professioneel gaat beoefenen zijn de sportvereniging, bond en fondsen voorliggend.
Hoofdstuk 8. Maatwerkvoorziening via persoonsgebonden budget
Een inwoner die in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening heeft in principe de keuze tussen een maatwerkvoorziening in natura of een maatwerkvoorziening via een persoonsgebonden budget (pgb). Incluzio Leiderdorp informeert de inwoner (en bij minderjarige ook de ouders) over de mogelijkheid om te kiezen voor een persoonsgebonden budget en de gevolgen van deze keuze.
Artikel 8.2 Voorwaarden toekennen persoonsgeboden budget
Het college toetst of de aanvraag van de inwoner voor een maatwerkvoorziening vanuit een pgb voldoet aan de volgende voorwaarden:
- -
- -
- -
Artikel 8.2.1 Motiveren persoonsgebonden budget
De keuze voor een persoonsgebonden budget dient altijd een bewuste, weloverwogen en vrijwillige keuze van de inwoner te zijn. De inwoner of zijn vertegenwoordiger moet kunnen motiveren waarom hij de maatwerkvoorziening als pgb geleverd wil krijgen. Om te toetsen of er sprake is van een weloverwogen keuze, kan Incluzio Leiderdorp een apart pgb-gesprek inplannen met de inwoner en zijn eventuele vertegenwoordiger. Tijdens dit gesprek kan zowel de motivatie voor en de rechten en plichten bij een pgb worden besproken, ook zal het pgb-plan worden besproken. Om een goed beeld te krijgen van de motivatie, mag de zorgverlener niet bij het pgb-gesprek aanwezig zijn.
Artikel 8.2.2 Pgb-vaardigheden
Om de maatwerkvoorziening toegewezen te kunnen krijgen vanuit een pgb, moet de inwoner of zijn vertegenwoordiger pgb-vaardig zijn Het oordeel van het college is hierin leidend.
Gekeken wordt naar de vaardigheden om de volgende taken uit te voeren:
- -
- -
- -
- -
- -
- -
Om bovenstaande vaardigheden te toetsen kan Incluzio Leiderdorp ervoor kiezen de inwoner een pgb-zelftest te laten invullen als middel om in gesprek gaan over de wenselijkheid van het pgb als financieringsvorm en de plichten die hieraan verbonden zijn.
Artikel 8.2.3 De kwaliteit van de in te kopen ondersteuning
De budgethouder heeft zelf de regie over de ondersteuning die hij met het persoonsgebonden budget contracteert of inkoopt. De inwoner heeft daarmee de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de geleverde ondersteuning en kan zo nodig de kwaliteit van de ondersteuning bijsturen.
Het college kan voor- of achteraf toetsen of de veiligheid en doeltreffendheid van de ingekochte of gecontracteerde ondersteuning voldoende is gegarandeerd. Bij het beoordelen van de kwaliteit weegt mee of de maatwerkvoorziening in redelijkheid geschikt is voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt.
Artikel 8.2.4 kwaliteitseisen voor PGB bij Wonen met ondersteuning
Het verstrekken van een PGB budget voor Wonen met ondersteuning gelden de volgende kwaliteitseisen:
- -
- -
- -
- -
- -
Belanghebbende beschikt over een budgetplan, waarin staat vastgelegd bij welke zorgverleners hij de zorg gaat inkopen, het tarief van de zorgverlener en het aantal uren per zorgverlener. Ook geeft belanghebbende aan om welke reden hij geen gebruik wil maken van zorgaanbieders die gecontracteerd zijn door de gemeente.
- -
Artikel 8.2.5 Kwaliteitseisen voor PGB voor (Specialistisch) wonen met ondersteuning
Aanvullend op het gestelde in artikel 6.6 wordt aan een Pgb(-voorziening) (specialistische) Wonen met ondersteuning de volgende voorwaarden gesteld:
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
- 5.
- 6.
- 7.
Voor Wonen met ondersteuning geldt dat wanneer een nieuw pgb gefinancierd wooninitiatief start, de gemeente pas overgaat tot het verstrekken van een pgb voor deze maatwerkvoorziening wanneer de kwaliteit van het initiatief met de gemeente is afgestemd. Indien een wooninitiatief niet of niet meer voldoet aan de kwaliteitseisen, zal een verbeterplan worden opgesteld. Wanneer niet kan worden voldaan aan het verbeterplan, zal het pgb niet meer kunnen worden ingezet bij het betreffende wooninitiatief.
Artikel 8.3 Overwegende bezwaren
Het college kan een pgb weigeren als:
- -
een pgb eerder is ingetrokken/beëindigd door de gemeente vanwege het handelen van cliënt. Bijvoorbeeld door het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens, het niet voldoen aan de voorwaarden en verplichtingen voor het pgb of na het budget te hebben besteed aan andere doelen dan waar dit voor was bestemd;
- -
- -
- -
Ook kan de uitgangssituatie van de inwoner of vertegenwoordiger ertoe leiden dat het college de verstrekking van een pgb weigert. Hierbij valt te denken aan de volgende omstandigheden:
- -
- -
- -
- -
- -
- -
Om een persoonsgebonden budget af te wijzen op grond van overwegende bezwaren, moet er een feitelijke onderbouwing zijn op grond waarvan een persoonsgebonden budget niet wordt verstrekt. De onderbouwing wordt in de beschikking vermeld.
Artikel 8.4 Omvang persoonsgebonden budget
Er wordt onderscheid gemaakt tussen een tarief voor ondersteuning uit het sociale netwerk van de inwoner (non-professionele ondersteuning), ondersteuning geleverd door een ter zake kundige zzp-er en ondersteuning die via een instelling wordt geleverd.
- -
Non-professional: ondersteuning die wordt verleend door personen die niet beroeps- of bedrijfsmatig ondersteuning verlenen. Ondersteuning door iemand binnen dezelfde leefeenheid of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt wordt altijd als non-professionele ondersteuning beschouwd.
- -
- -
Het persoonsgebonden budget voor maatwerkvoorzieningen dient in beginsel vergelijkbaar te zijn met een voorziening in natura. Het college mag een lager pgb-tarief hanteren dan de tarieven voor een voorziening in natura, wanneer vaststaat dat dit lagere tarief toereikend is om de benodigde ondersteuning in te kunnen kopen. Dit geldt ook voor een tweedehands voorziening.
Artikel 8.4.1 geen uitruil budgetten
Per verstrekte maatwerkvoorziening wordt een budget toegekend om de vastgestelde doelen te bewerkstelligen. Uitruil tussen de verstrekte persoonsgebonden budgetten behorend bij de verschillende maatwerkvoorzieningen is niet toegestaan.
Artikel 8.5 Ondersteuning door non-professional
Er wordt geen vergoeding verstrekt voor ondersteuning die anders geleverd zou worden uit het sociale netwerk van de inwoner. Tenzij er sprake is van de volgende criteria:
In situaties waarin sprake is van (dreigende) overbelasting, kan geen persoonsgebonden budget worden ingezet, voor de overbelaste persoon.
Artikel 8.5.1 Uitbetaling persoonsgebonden budget volgens wettelijk minimumloon
Bij de uitbetaling van het pgb voor ondersteuning vanuit het informele netwerk (non-professional), dient rekening gehouden te worden met het wettelijk minimumloon, inclusief vakantiebijslag.
Artikel 8.6 Meerkosten persoonsgebonden budget
Wanneer de aangeschafte voorziening via het persoonsgebonden budget duurder is dan de voorziening in natura, wordt alleen een budget verstrekt ter hoogte van de kosten van de voorziening in natura. De inwoner kan de meerkosten zelf bijbetalen of beslissen te kiezen voor een andere maatwerkvoorziening. Een uitzondering hierop is wanneer uit het pgb-plan blijkt waarom een hoger tarief nodig is, bijvoorbeeld als er zeer gespecialiseerde ondersteuning nodig is.
Artikel 8.7 Eisen aan de zorgovereenkomst
Het college controleert de zorgovereenkomst die de inwoner heeft gesloten. De zorgovereenkomst behoort aan de volgende eisen te voldoen:
- -
- -
- -
Wanneer de zorgovereenkomst niet aan de gestelde eisen voldoet, gaat het college met de inwoner of zijn vertegenwoordiger in gesprek om dit te laten aanpassen. Mocht op grond van de gesloten zorgovereenkomst vragen opkomen over de pgb-vaardigheden van de inwoner of zijn vertegenwoordiger, kan dit een reden zijn om het pgb niet toe te kennen.
Artikel 8.8 Eisen aan een vertegenwoordiger
Wanneer een inwoner niet over de pgb-vaardigheden beschikt, zoals genoemd in artikel 8.2.2, kan een vertegenwoordiger (een deel van) de taken overnemen. De eisen aar de budgethouder aan moet voldoen, gelden ook voor de vertegenwoordiger.
Het college kent geen pgb toe wanneer de vertegenwoordiger een relatie heeft met de zorgverlener. Ook kent het college geen pgb toe wanneer de vertegenwoordiger van de inwoner met een ondersteuningsbehoefte, ook de zorgverlener is. Een uitzondering hierop is wanneer er non-professionele ondersteuning door ouders/verzorgers wordt geleverd die tevens wettelijk vertegenwoordiger zijn van de zorgontvanger.
Artikel 8.9 Persoonsgebonden budget voor materiële maatwerkvoorzieningen
Het persoonsgebonden budget voor materiële maatwerkvoorzieningen wordt vastgesteld op maximaal de kosten van de maatwerkvoorziening in natura. Deze worden bepaald op basis van contracten die met leveranciers zijn afgesloten. Als voor de maatwerkvoorziening geen contract is afgesloten, worden de kosten bepaald op basis van een door het college op te vragen offerte(s). Voor zover van toepassing, worden bij het persoonsgebonden budget voor de maatwerkvoorziening bedragen meegenomen voor het onderhoud en de verzekering.
Artikel 8.9.1 Uitbetaling van het persoonsgebonden budget voor materiële maatwerkvoorzieningen
Wanneer er sprake is van een persoonsgebonden budget voor een materiële maatwerkvoorziening wordt er eenmalig een bedrag uitgekeerd. Voor deze voorziening levert de inwoner binnen zes maanden een aankoopverplichting aan bij het college. De betaling van het budget vindt plaats na aanlevering van het bewijs van aankoop, een onderhoudscontract en, indien van toepassing, een verzekeringsbewijs. De voorziening wordt in één keer volledig uitbetaald; de componenten voor het onderhoud en de verzekering worden in jaarlijkse termijnen betaald.
Artikel 8.9.2 Onderhoud materiële maatwerkvoorzieningen
De gemeente hanteert voor een maatwerkvoorziening een gebruiksduur van zeven jaar. Wanneer de maatwerkvoorziening is aangeschaft via het persoonsgebonden budget, is de betrokkene verplicht de aangeschafte maatwerkvoorziening gedurende de gebruiksduur voldoende te laten onderhouden. Bij de aanschaf van elektrische maatwerkvoorzieningen, zoals een elektrische rolstoel of scootmobiel, via het persoonsgebonden budget, is de gebruiker tevens verplicht een aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten (eerste drie jaar all risk).
Artikel 8.9.3 Hoogte persoonsgebonden budget tweedehands materiële maatwerkvoorzieningen
De hoogte van het pgb wordt vastgesteld op de kostprijs van de goedkoopst adequate individuele voorziening in natura. Indien dit een tweedehands voorziening betreft, dan kan het college de hoogte daar dus op baseren, mits de cliënt met dit bedrag dan ook daadwerkelijk de voorziening kan aanschaffen bij een aanbieder.
Artikel 8.10 Aanvraag persoonsgebonden budget gedurende verstrekkingstermijn
Indien binnen de termijn waarvoor het persoonsgebonden budget is verstrekt opnieuw een persoonsgebonden budget wordt aangevraagd, dan wordt deze eventueel verstrekt onder inhouding van het bedrag van de restwaarde van de eerder verstrekte maatwerkvoorziening.
Artikel 8.11 Controle rechtmatigheid persoonsgebonden budget
Controle op besteding van het persoonsgebonden budget vindt plaats via de gemeente. De gemeente kan steekproefsgewijs onderzoeken of het persoonsgebonden budget rechtmatig wordt besteed en wordt gebruikt om het resultaat, zoals omschreven in de beschikking, te realiseren. Blijkt bij controle dat het persoonsgebonden budget aan een ander doel of activiteit is besteed dan waar het voor is toegekend, dan kan het college het persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk terugvorderen. In voorkomende gevallen kan het bedrag ook bij erfgenamen teruggevorderd worden. Daarbij wordt in redelijkheid en billijkheid gehandeld.
Artikel 8.11.1 Controle doelen persoonsgebonden budget
De inwoner stelt een pgb-plan op met hierin de doelen, activiteiten en evaluatiemomenten. Incluzio Leiderdorp kan ervoor kiezen om periodiek met de budgethouder te spreken over de voorgang van het pgbplan en de situatie van de inwoner. Dat kan bijvoorbeeld wanneer er sprake is van twijfels over de regievaardigheid, bij een indicatie met een lange looptijd, bij te verwachten veranderingen in de persoonlijke omstandigheden of op basis van risico-indicatoren.
Artikel 8.12 Beëindigen persoonsgebonden budget
Het persoonsgebonden budget kan beëindigd worden wanneer uit heronderzoek vastgesteld wordt dat de gestelde doelen niet gehaald worden omdat de zorgverlener niet voldoende gericht is op het bereiken van de doelen en/of dat de ondersteuning onvoldoende cliëntgericht is.
Als uit het heronderzoek blijkt dat de inwoner of zijn vertegenwoordiger onvoldoende heeft geprobeerd om de ondersteuning bij te sturen, is ook dat een grond om het persoonsgebonden budget te beëindigen. Als de inwoner wel voldoende pgb-vaardig is en door omstandigheden het resultaat niet gehaald is, kan de inwoner een andere zorgverlener zoeken en daar een zorgovereenkomst mee sluiten.
Hoofdstuk 9. Overige bepalingen
Artikel 9.1 Mantelzorgondersteuning
Mantelondersteuning is het pakket aan diensten, activiteiten en goederen dat beschikbaar wordt gesteld aan de mantelzorger en dat tot doel heeft de mantelzorger te ondersteunen bij zijn ondersteuning aan de inwoner. De ondersteuning heeft onder meer betrekking op: cursussen, lotgenotencontacten, informatie en advies, respijtzorg en de jaarlijkse Dag van de Mantelzorg op.
Artikel 9.1.1 Mantelzorgwaardering
Mantelzorgers kunnen aanspraak maken op een mantelzorgwaardering als erkenning voor wat zij voor een inwoner van Leiderdorp doen. Alle mantelzorgers die zorg verlenen in Leiderdorp komen in aanmerking voor de waardering. Dit houdt in dat de mantelzorger zelf woonachtig kan zijn in een andere gemeente, maar degene voor wie gezorgd wordt in Leiderdorp woont. Aan de uitreiking van de mantelzorgwaardering kan het college voorwaarden verbinden.
Respijtzorg is de ondersteuning die aan de inwoner wordt toegewezen voor de momenten dat de mantelzorger niet in de gelegenheid is ondersteuning te bieden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen:
- -
- -
Artikel 9.1.3. Maatwerkvoorziening kortdurend verblijf
Kortdurend verblijf is een vorm van respijtzorg. Het zwaartepunt ligt vooral op logeren, met als doel het overnemen van het (permanente) toezicht ter ontlasting van de persoon die de gebruikelijke hulp geeft of de mantelzorger. Er is geen sprake van (medische) opname in het kader van de Zorgverzekeringswet (Zvw) of de Wet langdurige zorg (Wlz). Ook is er geen sprake van spoed of crisis.
Iemand komt in aanmerking voor kortdurend verblijf, wanneer:
- -
- -
Daarnaast is er sprake van alle volgende condities;
- -
- -
- -
Het kortdurend verblijf kan maximaal 72 uur per week bedragen met een maximum van 52 etmalen per jaar, maar kan flexibel worden ingezet. Het kortdurend verblijf wordt geboden in een instelling of in een accommodatie.
Het vervoer naar de locatie waar het kortdurend verblijf wordt geboden is enkel inbegrepen, wanneer de mantelzorger niet in staat is de inwoner te brengen (en te halen) en er geen andere vervoersmogelijkheden zijn om de locatie te bereiken.
Artikel 9.2 Ondersteuning aan 16-23 jarigen
De Leidse regio gemeenten voeren geen harde kalenderleeftijd voor zowel de ondersteuning die Incluzio Leiderdorp of de Jeugdteams zelf bieden als voor de specialistische Jeugdhulp of Wmo maatwerkvoorziening.
Artikel 9.2.1 Zorgcontinuïteit specialistische aanbieders en gebruik van het Perspectiefplan (Specialistische hulp of Maatwerkvoorziening)
Iedere jeugdige die al in jeugdhulp is, wordt door de betreffende aanbieder tijdig en geleidelijk voorbereid op de 18e verjaardag: jeugdhulpaanbieders in Holland Rijnland zijn verplicht om uiterlijk bij 17,5 jaar, samen met de jongere en betrokken vervolgaanbieders een Perspectiefplan opgesteld te hebben. Per ingang van 2023 kan dit al vanaf 16,5 jaar. In dit Plan zijn alle relevante leefdomeinen opgenomen, van werk of school tot financiën, zorg en welzijn, inclusief mogelijke vervolgtrajecten. Dit Plan heeft als doel zorgcontinuïteit beter te regelen, en zorgt er daarnaast voor dat jongeren goed voorbereid zijn op alle veranderingen en verplichtingen als zij achttien worden. Iedere jongere die uitstroomt uit jeugdhulp is dus in het bezit van een Perspectiefplan, waar aanbieders Wmo en maatschappelijke zorg bij betrokken dienen te worden.
Artikel 9.2.2 Verlengde jeugdhulp tot maximaal 23 jaar
Het gaat hier om ondersteuning die niet op grond van de ZvW, Wmo of Wlz geboden kan worden. Dit dient dan ook eerst door aanbieders uitgesloten te worden. Verlengde jeugdhulp kan bijvoorbeeld gaan om pleegzorg, opvoedondersteuning, of pedagogische gezinsbegeleiding. Deze hulp kan maximaal doorlopen tot een jongere 23 jaar is. Verlengde jeugdhulp wordt geboden binnen het met Holland Rijnland afgesproken budgetplafond van gecontracteerde specialistische jeugdhulpaanbieders en kan plaats vinden in de volgende drie gevallen:
- 1.
- 2.
De jongere kreeg voor zijn 18e nog geen hulp, maar het Jeugdteam heeft samen met belanghebbende en aanbieder voor de 18e verjaardag bepaald dat dit vanaf het 18e jaar nodig is en het (specialistische of complexe) opvoed- en ouderproblematiek betreft. De eventuele benodigde behandeling valt na het 18de jaar onder de ZvW. ;
- 3.
Indien een gecontracteerde jeugdhulpaanbieder buiten het vastgestelde budgetplafond verlengde jeugdhulp in wenst te zetten, dan dient daarvoor een verzoek te worden ingediend bij de Service Organisatie Zorg (SOZ) Holland Rijnland.
Artikel 9.2.3 Overzetten Pgb-jeugd in Wmo-pgb
Jeugdteams geven pgb beschikkingen af tot het 18e jaar. Soms is het wenselijk dat ondersteuning nog even doorloopt. Met andere woorden: de ondersteuningsvraag is nog aanwezig als iemand achttien wordt. Of dit moet doorlopen onder Jeugdhulp of Wmo, is een vergelijkbare inhoudelijke afweging als bij Zorg in Natura. Afspraken naar overgang volwassen ondersteuning zullen gemaakt moeten worden, zodra passende ondersteuning vanuit Wmo aan de jeugdige geboden kan worden. Afstemming tussen belanghebbende, Incluzio Leiderdorp en het Jeugdteam is dan ook van belang. Er zijn afspraken gemaakt zodat voor betrokken partijen in de uitvoering helder is wat te doen als een jongere achttien wordt:
- a.
Indien het een nieuwe zorgvraag betreft, behandelt het Incluzio Leiderdorp de aanvraag. Indien nodig consulteert Incluzio het Jeugdteam.
Artikel 9.3 Contractmanagement Wmo
De gemeente Leiderdorp heeft het beheer van de contracten voor ingekochte Wmo diensten en producten uitbesteed aan het team contractmanagement van de gemeente Leiden. Zij bewaakt namens de Leidse regio de uitnutting van de contracten en ziet toe op het nakomen van de contractafspraken door de aanbieders en gemeente. Kwaliteitseisen zijn een onderdeel van de contracten. Team contractmanagement werkt pro-actief door bijvoorbeeld voortgang van het contract te meten en in gesprek te zijn met de leveranciers over de uitvoering van de contracten. Team Contractmanagement werkt ook re-actief door bij wanprestatie verbetertrajecten te initiëren en monitoren en eventueel boetes op te leggen.
Artikel 9.4 Toezichthoudend ambtenaar
De gemeente is verplicht een toezichthoudende ambtenaar aan te stellen. De Leidse regio borgt dit door de functie van toezichthoudend ambtenaar te beleggen bij de GGD Hollands Midden.
Artikel 9.5 Toezichthouder rechtmatigheid
Het college heeft ook een toezichthouder rechtmatigheid aangesteld. Deze ziet er op toe dat de toegekende maatwerkvoorzieningen -in zorg in natura (ZIN) of persoonsgebonden budget (pgb)- rechtmatig worden besteed. In de Leidse regio is dit belegt bij het team Toezicht in de Zorg.
Artikel 9.6 Verplichting tot medewerking
Het toezicht op zowel rechtmatigheid als kwaliteit is onderdeel van de uitvoering van gemeentelijke voorzieningen en verstrekkingen volgens de geldende regels en besluiten. Er is een verplichting voor zowel zorgaanbieders, cliënten, budgethouders en andere betrokkenen bij de verstrekking van zorg in natura of een pgb tot volledige medewerking aan toezicht en aangekondigd en onaangekondigd onderzoek door het college (of door hen daartoe aangewezen derden) op de naleving van de contracteisen, inhoudelijke kwaliteit en op presentie- en financiële administratie waaronder begrepen: formele- en materiële onderzoeken, kwaliteitsonderzoeken, rechtmatigheid- en doelmatigheid onderzoeken, onderzoeken n.a.v. calamiteiten/geweldsincidenten, detailcontroles, fysieke controles op locatie en fraudeonderzoeken.
Deze onderzoeken zijn vooral op gericht het doen van aanbevelingen waarmee in de toekomst de kans op overtredingen of het voordoen van calamiteit wordt verkleind. De toezicht rapportages kunnen openbaar gemaakt worden.
Artikel 9.7 Meldcode huiselijk geweld
Wanneer een professional vermoedens heeft van huiselijk geweld of kindermishandeling, is deze verplicht de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, te volgen. Het gaat hierbij niet alleen om vermoedens van fysiek geweld, maar ook van psychisch of seksueel geweld en vermoedens van verwaarlozing.
Inwoners die een beroep doen op hulp, hebben zelf de regie over hun gegevens. Voor het uitwisselen van persoonsgegevens is altijd de toestemming van de inwoner nodig. Met persoonsgegevens worden alle gegevens bedoeld die direct of indirect herleidbaar zijn tot de inwoner. Professionals dienen zorgvuldig af te wegen óf en welke informatie noodzakelijk is om gedeeld te worden. Gegevensuitwisseling dient te voldoen aan de standaarden, zoals vermeld in de AVG.
Artikel 9.9 Overgangsregeling PGB
In het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leiderdorp 2023 zijn de (nieuwe) pgb-tarieven vastgesteld. Voor de inwoners met een PGB budget hebben, waarvan de indicatie afloopt in 2023 en bij herindicatie blijkt dat het nieuwe budget lager is dan het eerdere budget is een overgangsregeling nodig om op verantwoorde en acceptabele wijze de overgang te maken naar deze nieuwe tarieven. De overgangsregeling kent de volgende onderdelen;
- •
- •
- •
Inwoners met een indicatie voor een persoonsgebonden budget voor Huishoudelijke Ondersteuning, Begeleiding, Dagbesteding of Beschermd Wonen waarvan de indicatie afloopt in 2024 of verder, worden vóór 1 oktober 2023 geherindiceerd. Zij ontvangen per 1 januari 2024 een nieuwe indicatie en het bijhorend budget op basis van artikel 11 van de Verordening.
Artikel 9.10 Overgangsrecht Zorg in Natura
Voor inwoners die Zorg in Natura ontvangen is het overgangsrecht van toepassing. Dit recht omvat de volgende onderdelen;
- •
- •
- •
- •
Cliënten met een lopende indicatie voor Huishoudelijke Ondersteuning die hun zorg afnemen bij aanbieders die vanaf 2023 geen contract meer hebben met de gemeente, houden deze tot en met de daarbij geldende einddatum maar uiterlijk tot en met 31 december 2023. In 2023 worden de indicaties van deze cliënten omgezet naar indicaties conform hoofdstuk 3.
Bijlage 1. Dreigende overbelasting mantelzorger
Het kan zijn dat degene van wie wordt verwacht dat hij taken overneemt, overbelast dreigt te raken. Er is sprake van een disbalans tussen draagkracht en draaglast. Het kan heel duidelijk zijn dat de mantelzorger of de persoon die gebruikelijke hulp levert overbelast is, in ander gevallen is dat minder duidelijk en zal dit in het gesprek moeten worden uitgediept.
Factoren die van invloed zijn op de draagkracht zijn onder meer:
- -
- -
- -
- -
- -
Factoren die van invloed zijn op de draaglast zijn onder meer:
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
Symptomen die zouden kunnen wijzen op overbelasting
Diverse symptomen zijn waar te nemen bij (dreigende) overbelasting. Het is mogelijk, dat slechts één van deze symptomen waarneembaar is, maar over het algemeen zullen meerdere symptomen gecombineerd optreden. De mate waarin de symptomen zich manifesteren, zijn verschillend van persoon tot persoon. Daarnaast dient men zich te bedenken dat het hierbij om veelal, aspecifieke symptomen gaat, die ook bij andere stoornissen kunnen passen. Het bestaan van deze symptomen moet dus als een mogelijk signaal worden opgevat.
Indien er meerdere van onderstaande symptomen aanwezig zijn, is het raadzaam dat de mantelzorger zijn huisarts raadpleegt, omdat bij langdurige aanwezigheid en/of verwaarlozing van dergelijke symptomen weer kunnen leiden tot andere, ernstige stoornissen.
Mogelijke symptomen van overbelasting zijn:
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
Mogelijke vragen die tijdens het gesprek die kunnen helpen bij het signaleren van eventuele overbelasting van de mantelzorger.
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
Bijlage 2. Ondersteuningsterreinen
De inwoner kan beperkingen ondervinden op de volgende terreinen:
- -
- -
- -
- -
- -
Bij sociale redzaamheid gaat het om de volgende aspecten:
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
Bij bewegen en verplaatsen gaat het om de volgende aspecten:
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
Bij probleemgedrag gaat het om de volgende aspecten:
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
Bij psychisch functioneren gaat het om de volgende aspecten:
- -
- -
- -
Bij oriëntatiestoornissen gaat het om de volgende aspecten:
- -
- -
- -
Bijlage 3. Voorbeelden algemene voorzieningen (niet limitatief)
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
Bijlage 4. Voorbeelden algemeen gebruikelijke voorzieningen (niet limitatief) WOONVOORZIENINGEN
Bijlage 5. Huishoudelijke Ondersteuning
Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning
Voor de onderbouwing van de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning, maken we gebruik van het HHM-normenkader. Het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning maakt onderdeel uit van de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning van de gemeenten in de Leidse regio. Het is een leidraad waarin werkzaamheden en uitgangspunten benoemd zijn, die leiden tot een schoon en leefbaar huis. Samen met inwoner wordt bekeken welke werkzaamheden in de specifieke situatie overgenomen moeten worden Het is goed mogelijk dat inwoner nog wel in staat is (een deel van) de lichte huishoudelijke taken zelf uit te voeren. Dit wordt gestimuleerd in het kader van de zelfstandigheid. Het leveren van maatwerk is het uitgangspunt.
Huishoudelijke Ondersteuning wordt resultaatgericht ingezet. “Hoe” de resultaten het beste gerealiseerd kunnen worden, wordt overgelaten aan de zorgaanbieder in overleg met de inwoner. Hierbij wordt ook gekeken welke werkzaamheden de inwoner zelf nog kan uitvoeren (of het sociale netwerk). Afspraken hierover leggen inwoner en de zorgaanbieder vast in een ondersteuningsplan. Daar waar inwoner en zorgaanbieder niet gezamenlijk tot een ondersteuningsplan kunnen komen, zal de gemeente betrokken worden om in goed overleg met partijen tot een werkbare oplossing te komen. De afspraken die gemaakt worden in het ondersteuningsplan (van de aanbieder) en wat de inwoner (of zijn sociale netwerk) zelf kunnen doen worden opgenomen in de beschikking.
Een inwoner moet gebruik kunnen maken van de ruimtes die frequent (dagelijks of in ieder geval meerdere keren per week) in gebruik zijn, zoals de woonkamer, slaapkamers die in gebruik zijn, keuken, badkamer, toilet en gang/trap. Deze ruimtes worden primaire leefruimten genoemd. Een schoon huis wil niet zeggen dat alle vertrekken wekelijks schoongemaakt moeten worden. Het betekent dat het huis niet vervuilt en periodiek schoon wordt gemaakt om zo een algemeen aanvaard basisniveau van schoon te realiseren.
Buitenruimtes bij het huis (tuin, balkon etc.) of buitenzijde van het huis (ramen) en overige kamers/ruimtes in het huis worden niet door de huishoudelijk ondersteuner schoongemaakt.
Vormen van huishoudelijke ondersteuning
Huishoudelijke ondersteuning kent het onderscheid tussen de intensiteiten Midden en Zwaar. De benodigde intensiteit wordt bepaald aan de hand van de ondersteuningsbehoefte van een inwoner. Voor de onderbouwing van de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning, maken we gebruik van het HHM-normenkader. In dit normenkader wordt onderscheid gemaakt tussen basis en incidentele werkzaamheden.
- •
- •
Het schoon en leefbaar huis kan bereikt worden door het inzetten van licht en zwaar huishoudelijk werk. Licht huishoudelijk werk kan bijvoorbeeld bestaan uit opruimen of stof afnemen. Zwaar huishoudelijk werk is bijvoorbeeld stofzuigen, dweilen of het sanitair reinigen. Als de inwoner regie kan voeren over het eigen leven, mag van hem/haar worden verwacht dat werkzaamheden worden geprioriteerd en keuzes worden gemaakt.
Bij sommige inwoners zijn er aanvullende activiteiten benodigd om een schoon, leefbaar en gestructureerd huishouden te voeren. Deze activiteiten zijn:
- •
- •
Het te behalen resultaat is de beschikking hebben over schoon linnen- en beddengoed en/of over schone kleding. Wasverzorging kan bestaan uit: het sorteren van de was, eventueel behandelen van vlekken, machinaal wassen, laten drogen, opvouwen en opbergen van kleding en linnen- en beddengoed. Het strijken van kleding en/of linnen- en beddengoed valt hier niet onder. Voor de inzet van het resultaat wasverzorging wordt van een inwoner verwacht:
- •
- •
- •
Regie voeren over het huishouden
Ondersteuning bij het organiseren van huishoudelijke taken wordt ingezet wanneer belanghebbende niet tot zelfregie en planning van de werkzaamheden in staat is. Het doel van het voeren van de regie over het huishouden is het schoonhouden van het huis, en/of ook het ondersteunen bij het organiseren van het huishouden. Het overnemen van de regie over het huishouden kan noodzakelijk zijn als in redelijkheid niet meer van belanghebbende verwacht kan worden dat hij zelfstandig beslissingen neemt of als disfunctioneren dreigt.
Specifiek gaat het om het plannen van en overzicht houden op de huishoudelijke activiteiten en eventueel afstemmen met het netwerk van de cliënt hierover, advies over het kopen van levensmiddelen en/of het beheer van de levensmiddelenvoorraad en producten voor het uitvoeren van de huishoudelijke ondersteuning. Het opstellen van een boodschappenlijstje valt daar ook onder, maar het daadwerkelijk doen van de boodschappen is géén onderdeel van de huishoudelijke ondersteuning.
Er kunnen factoren zijn die ervoor zorgen dat schoonmaakwerkzaamheden met een hogere frequentie of intensiever mogen plaatsvinden. Inwoners zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk om de factoren die leiden tot een hogere frequentie weg te nemen. Het kan daarbij gaan om roken door inwoner of eventuele huisgenoten, het aantal en de grootte van de meubels, de aanwezigheid van veel kleine spullen of het hebben van huisdieren. Als de aanwezigheid van huisdieren tot vervuiling van de woning leidt zal Incluzio Leiderdorp het gesprek met belanghebbende aangaan. De huishoudelijk ondersteuner heeft de taak alert te zijn op verwaarlozing van huisdieren. In deze situaties is er (in principe) geen sprake van verzwarende omstandigheden. Per inwoner zal echter beoordeeld worden of er in die specifieke situatie sprake is van verzwarende omstandigheden en daarmee een toekenning voor de intensiteit Zwaar nodig is.
Soms is het nodig dat schoonmaakwerkzaamheden met een hogere frequentie of intensiever plaatsvinden. Voorbeelden van verzwarende omstandigheden kunnen zijn (niet limitatief):
- •
- •
- •
- •
De situatie van inwoners kan veranderen. Bijvoorbeeld doordat de gezondheid verandert of doordat de ondersteuning vanuit het netwerk wijzigt. Daarmee kan ook de behoefte aan ondersteuning wijzingen. Door korte lijnen tussen aanbieder en belanghebbende is er ruimte om daar waar nodig aanpassingen te verrichten in de mate van ondersteuning. Als de zorgaanbieder en inwoner concluderen dat het resultaat niet bereikt kan worden binnen de ingezette voorziening nemen zij contact op met Incluzio Leiderdorp.
Voorwaarden voor ondersteuning
Belanghebbende moet zelf zorgdragen voor schoonmaakmiddelen en –attributen, als afwasmiddel, poetsdoeken en een (werkende) stofzuiger. Ook het hebben van een wasmachine is een voorwaarde voor het ontvangen van huishoudelijke hulp. Het schoon te maken huis moet zodanig zijn ingericht dat het zonder veel moeite te reinigen is. Het is bijvoorbeeld niet de bedoeling dat de huishoudelijk ondersteuner met zware meubels moet schuiven.
We maken onderscheid tussen basisactiviteiten en incidentele activiteiten. Voor de resultaten Schoon en leefbaar huis en wasverzorging wordt in het normenkader onderscheid gemaakt tussen basis-en incidentele werkzaamheden. Basiswerkzaamheden zijn werkzaamheden die regelmatig uitgevoerd moeten worden. Incidentele werkzaamheden hoeven slechts één of enkele keren per jaar uitgevoerd te worden om een schoon en leefbaar huis te bereiken. Samen met de inwoner wordt gekeken welke werkzaamheden belanghebbende of zijn sociale netwerk uit kunnen uitvoeren en welke activiteiten de zorgaanbieder uitvoert. De daadwerkelijke frequentie en activiteiten zijn afhankelijk van de situatie van de inwoner.
Normenkader: activiteiten en frequenties
* In een tweepersoonshuishouden wordt uitgegaan van een frequentie van 5x per 2 weken voor de was, in een eenpersoonshuishouden is dat 2x per week.
** Strijken vindt in principe niet plaats. Het strijken (van bovenkleding) kan slechts in uitzonderingsgevallen plaatsvinden, als dit vanwege medische redenen noodzakelijk is. De frequentie is dan 1x per week.
De activiteiten, frequenties en bijbehorende normtijden zijn gebaseerd op een gemiddelde cliëntsituatie. Dit betekent dat gemiddeld genomen de totale tijd per resultaatgebied voldoende is om de activiteiten volgens de bijbehorende frequenties uit te voeren. Maar per inwoner kan de benodigde/ingezette tijd verschillen. Er kan zowel meer als minder tijd ingezet worden dan de gemiddelde normtijd om de genoemde resultaten te kunnen bereiken. Dit is afhankelijk van de afspraken in het ondersteuningsplan dat de aanbieder in overleg met de inwoner opstelt (zie Resultaatgericht indiceren). In onderstaande tabel zijn de normtijden voor een gemiddelde cliëntsituatie per resultaat benoemd.
35 minuten 1 persoons huishouden43 minuten 2(+) persoons huishouden |
||
51 minuten 1 persoons huishouden59 minuten 2(+) persoons huishouden |
||
Eenmalige aanpak schoonmaakwerkzaamheden bij ernstige vervuiling
Grote schoonmaak/eenmalige aanpak schoonmaakwerkzaamheden bij ernstige vervuiling varieert van de bekostiging van containers voor de afvoer van huisvuil en/of de bekostiging van schoonmaakbedrijven om de huizen weer begaanbaar/bewoonbaar te maken tot het inzetten van vrijwilligers voor de schoonmaak en het vullen van de containers.
De eenmalige schoonmaak van een ernstig vervuilde woning kan een maatwerkvoorziening Wmo zijn. Voordat wordt overgegaan tot het verstrekken van een Wmo-voorziening moeten een aantal vragen doorlopen worden:
- •
- •
- •
- •
- •
Let op: de eventueel te huren containers zijn algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en zouden via de bijzondere bijstand geregeld moeten worden.
De noodzakelijke omvang van de eenmalige schoonmaak moet vooraf worden ingeschat. De gecontracteerde aanbieder doet een voorstel voor het aantal benodigde uren voor de eenmalige schoonmaak, waarna de gemeente dit voorstel beoordeelt.
Bijlage 6. Normtijden maaltijdvoorziening
Bijlage 7: Maatwerkarrangementen en Resultatengids Leidse Regio
In dit eerste deel wordt de eerst de hoofdlijn van de opbouw van de arrangementen als de wijze van toepassen beschreven. In het tweede deel van dit document is de Resultatengids van de Leidse Regio vastgelegd. In de resultatengids staat uitgewerkt hoe een arrangement samengesteld kan worden. De omschreven resultaatgebieden zijn geen vervanging van de hulpvraag van de cliënt. Het uitgangspunt blijft de hulpvraag van de cliënt. Deze resultatengids wordt gebruikt als hulpmiddel om de passende mate van ondersteuning in te schalen voor de cliënt.
Deel 1: Het hanteren van het arrangementenmodel
Hoofdlijn opbouw van de arrangementen
Om de integraliteit van de ondersteuning op alle resultaatgebieden van een cliënt te verstevigen, werken de gemeenten van de Leidse regio per 1 januari 2023 met het vormgeven van maatwerkvoorzieningen op het vlak van ambulante ondersteuning en vormen van wonen met ondersteuning in arrangementen. Dit houdt het volgende in;
- •
- •
- •
- •
- •
Het arrangement is in feite een pakket waarmee cliënt samen met diens zorgaanbieder moet zorgen dat het resultaat dat in het Plan van Aanpak is vastgelegd, wordt bereikt. Voor wat betreft wonen met ondersteuning geldt dat vooral de inzet op de Resultaatgebieden Sociaal en Persoonlijk Functioneren, Zelfzorg en Gelzaken per cliënt kan verschillen binnen dezelfde woonlocatie. Voor cliënten binnen dezelfde woonlocatie zal de gekozen intensiteit van de resultaatgebieden Veiligheid en Sociaal Beheer hetzelfde, dus locatiegebonden, zijn.
Resultaatgebieden waaruit een arrangement kan worden samengesteld
De resultaatgebieden zijn gericht op de realisatie van het ontwikkelingsperspectief en doelen van de cliënten op verschillende leefgebieden, de doelen ten aanzien van de ondersteuning bij stabilisatie en herstel, dan wel de ondersteuning gericht op het voorkomen van verdere achteruitgang van de situatie. Per resultaatgebied zijn er maximaal vijf intensiteiten waarop de mate van professionele inzet wordt bepaald.
Het arrangementenmodel van de Leidse regio bestaat uit zeven resultaatgebieden en dit is visueel vorm gegeven in de onderstaande tabel.
De resultaatgebieden zijn op te delen in 3 hoofdonderdelen; 4 resultaatgebieden waarbij op individueel of groepsgewijs begeleiding of daginvulling wordt geboden. Dit is uitgewerkt in onderdeel A. Daarnaast zijn er twee aanvullende resultaatgebieden in het geval van ambulant plus of wonen met ondersteuning die gericht zijn op meer onplanbare en 24-uurs ondersteuning. Dit is uitgewerkt in onderdeel B. Ten slotte is er enkele uitzonderingsgevallen bij het wonen met ondersteuning een apart resultaat gebied, wat uitgewerkt is in onderdeel C.
A. De vier resultaatgebieden voor (ambulante) Ondersteuning
Dit zijn de vier resultaatgebieden waarbij via individuele of groepsgewijze begeleiding of door daginvulling ondersteuning wordt geboden op verschillende leefgebieden (zie groen in tabel). Dit zijn de volgende leefgebieden.
- 1)
Het primaire resultaatgebied is Sociaal en Persoonlijk Functioneren. Dit resultaatgebied richt zich op ondersteuning aangaande familie, relaties, netwerk; sociale vaardigheden; financiën, wonen, participatie; gedrag en organisatie van het leven. De ondersteuning is gericht om met fysieke, emotionele en sociale levensuitdagingen om te gaan en zo veel mogelijk eigen regie te voeren. Bij dit resultaatgebied gelden vijf Intensiteiten. Indien er relatief veel begeleidingsinzet gaat naar indirecte Cliënturen zal een hogere Intensiteit worden afgegeven.
- 2)
Voor het resultaatgebied extra ondersteuning op Zelfzorg en Gezondheid bestaan twee Intensiteiten. Een zeer lichte behoefte op dit resultaatgebied maakt deel uit van resultaatgebied Sociaal en persoonlijk functioneren. Het resultaatgebied Zelfzorg en Gezondheid zal alleen worden geïndiceerd indien er een grote opgave ligt en/of specifieke expertise gevraagd wordt. Het resultaatgebied zal in de regel alleen tijdelijk worden geïndiceerd.
- 3)
Voor resultaatgebied extra ondersteuning op Geldzaken bestaan er ook twee Intensiteiten. Net als bij het resultaatgebied Zelfzorg geldt hier ook dat een zeer lichte behoefte op dit resultaatgebied deel uit maakt van resultaatgebied Sociaal en Persoonlijk Functioneren. Het resultaatgebied Geldzaken zal alleen worden geïndiceerd als extra expertise nodig is. Het resultaatgebied zal in de regel alleen tijdelijk worden geïndiceerd.
- 4)
Bij daginvulling wordt onderscheid gemaakt in daginvulling regulier en daginvulling plus, de laatste is bedoeld voor cliënten waarbij het vanuit de begeleidingsbehoefte noodzakelijk is dat deze in kleine groepen plaatsvindt.
De bedoeling is dat daginvulling regulier, zeker met een frequentie van 1 tot 6 dagdelen per week voornamelijk gaat verlopen via algemene voorzieningen.
Als onderdeel van daginvulling kan de cliënt tevens in aanmerking komen voor vervoer van en naar de dagbesteding. Dit kan in de vorm van regulier taxivervoer of rolstoelvervoer.
B. Aanvullende resultaatgebieden voor Ambulant Plus en Wonen met Ondersteuning
In het geval van ambulant plus en wonen met ondersteuning wordt het pakket uit gebreid met 2 extra resultaatgebieden. Dit zijn:
- 5)
- 6)
C. Uitzonderingssituaties wonen met ondersteuning
Indien het in uitzonderingssituaties voor een cliënt van wonen met ondersteuning niet mogelijk is om zelf de huur en bijkomende kosten te voldoen, kan afgeweken worden van het standaard beleid van scheiden wonen en zorg, en kan het pakket worden aangevuld met:
- 7)
Inschaling van intensiteit van Arrangement
Per resultaatgebied wordt de hoeveelheid van professionele ondersteuning ingeschat en geïndiceerd door de medewerkers van Incluzio Leiderdorp. De zwaarte van de ondersteuning per resultaatgebied wordt uitgedrukt in een intensiteit. Een forse behoefte aan ondersteuning vanwege de situatie van de cliënt wordt uitgedrukt in ondersteuning op een hogere Intensiteit binnen het resultaatgebied. De inschaling per Intensiteit wordt verder bepaald rekening houdend met:
- •
- •
- •
- •
Het eerste uitgangspunt gaat om de persoonlijke situatie van de cliënt. Onderzocht wordt in hoeverre voorliggende voorzieningen dan wel het netwerk van de cliënt een deel van de ondersteuning kan oppakken. Als een deel van de ondersteuning opgepakt kan worden door voorliggende voorzieningen zal een lagere intensiteit worden ingezet. De ondersteuning van de aanbieder is namelijk altijd aanvullend op voorliggende voorzieningen. Daarnaast bepaalt de belastbaarheid voor dit criteria ook de hoogte van de intensiteit. De belastbaarheid van de cliënt verschilt per persoon, cliënten die zwaarder belast kunnen worden zullen eerder in aanmerkingen komen vor een hogere Intensiteit.
Ondersteuning op meerdere resultaatgebieden waarbij de ondersteuningsvraag van de cliënt complex is vraagt om een grotere inzet dan bij een cliënt die deels beschikt over zelfregie. In de eerste situatie zal een hogere intensiteit of (tijdelijk) meerdere resultaatgebieden gelijktijdig worden beschikt dan in de tweede situatie. Ook kan er bij gebrek aan zelfregie en/of sociaal netwerk sprake zijn van veel indirect cliëntgebonden inzet van de Zorgaanbieder. Deze zal meegenomen worden in de af te geven Intensiteit.
Bij het derde uitgangspunt gaat het erom hoeveel inzet de aanbieder moet leveren om de resultaten te behalen. Moet er tegelijkertijd aan verschillende resultaten worden gewerkt of kan de aanbieder een fasering aanbrengen in het oppakken van de hulpvraag van de cliënt. Wanneer er meer inzet van de aanbieder verlangd wordt om de opgestelde doelen te realiseren zal een hogere Intensiteit en/of (tijdelijk) meerdere Resultaatgebieden gelijktijdig worden afgegeven.
Tot slot gaat het erom in welke mate de ondersteuning onplanbaar is. Bij sommige Cliënten heeft het ziektebeeld en het herstelproces een grillig verloop. De Ondersteuning is dan minder goed planbaar dan bij Cliënten die zich in een stabielere situatie bevinden. De mate van onplanbaarheid kan worden vertaald naar het afgeven van een hogere Intensiteit binnen de module ondersteuning, dan wel het aanvullend indiceren van de modules Sociaal Beheer en/of Veiligheid.
Incluzio Leiderdorp waar mogelijk en nodig volgtijdelijk indiceren. Dat wil zeggen dat bij aanvang er gekozen wordt voor een indicatie die bestaat uit twee delen:
- •
- •
Een lichter arrangement met een ingangsdatum die aansluit op het eerste deel van de indicatie, gebaseerd op de toekomstige voldoende geachte Ondersteuning. In het genoemde voorbeeld na de forse inzet op geldzaken (Resultaatgebied Geldzaken staat weer uit, Resultaatgebied sociaal en persoonlijk functioneren gaat van intensiteit 2 naar 3 om aan verder te werken aan de andere doelen
Deel 2: Resultatengids: nadere beschrijving van resultaatgebieden en intensiteiten
De onderstaande resultatengids geeft een beschrijving van de intensiteiten in relatie tot mogelijke situatie en problematiek van de cliënt. Dit is gedaan om een beeld te schetsen. Vaak zal het voorkomen dat minder inzicht in eigen functioneren of een zwaardere problematiek inderdaad ook vraagt om het inzetten van een zwaardere intensiteit. Maar zoals omschreven in deel 1 spelen bij het bepalen van de benodigde intensiteit bij een cliënt ook andere zaken een belangrijke rol.
Overzichtstabel van resultaatgebieden en intensiteiten
Met in achtneming van deel 1 van deze bijlage over de toepassing van de arrangementen in zijn algemeen, staat hieronder de resultaatgebieden en de intensiteiten in een tabel weergegeven:
Overzichtstabel van percelen, ondersteuningsvormen, kenmerken ervan en bijbehorende arrangementen
|
Resultaatgebieden van Ondersteuning
|
||
|
Resultaatgebieden van Ondersteuning
|
||
|
Resultaatgebieden van Ondersteuning
|